274
den Driesprong (Rawen), alwaar op paal 21 de weg over Djamboe
naar Djokdjo zich van dien naar Solo afscheidt, verkenden Liitzow
en Schultze de positie aan de rivier Toentang, welke den grooten
weg omtrent paal 24 doorsnijdt.
Deze positie, de laatste door het leger van Jaussens ingenomen,
zal wel genoegzaam bekend zijn. Men koos daarin op eene uitste
kende hoogte, waarover de weg naar Salatiga loopt en aan welker
voet de rivier de Toentang stroomt, de plaats voor eene batterij van
5 a 6 achtponders, die, hoewel van de zijde van Oenaraug en van
Salatiga gedomineerd, geschikt gelegen was, om den weg naar Oena
raug en de daarin over den aldaar ondoorwaadbaren Toentang aan
gelegde brug te bestrijken.
Janssens had beter gedaan indien hij zijne geheele macht in deze
uitstekende positie geconcentreerd had, in stede van de meer voor
waarts gelegen stelling van Djatti ngalé in te nemen.
In de laatstgenoemde positiewelke nog geen dagmarsch van
Samarang verwijderd was, stond hij bloot aan aanvallen van kleine
troepenafdeelingen, welke altijd nog op de stad Samarang steunen
konden.
De positie aan de Toentang was echter te ver binnen 1s lands
gelegenen om die te bereiken moest de aanvaller zich geheel van
zijne operatiebasis, Samarang, losmaken, of door tusschenstellingen
zijne verbinding daarmede verzekeren; beide ondernemingen, waar
aan groote moeielijkheden en gevaren verbonden waren, en die dus
niet zoo gemakkelijk op touw konden gezet worden.
Te Djamboe aangekomen, vond men nog geene hulptroepen, en
na een paar dagen met verkennen van terrein te hebben doorgebracht
zonder dat men eenig bericht omtrent die troepen ontving, besloot
men den 10den September zonder hen terug te keeren.
In de positie bij Djatti ngalé was inmiddels op eene hoogte aan
den rechtervleugelvóór het emplacement der solosche hulptroepennog
eene batterij voor 5 twaalfponders aangelegd; doch tijd en werklieden
alsmede geschut ontbraken, om ook in het centrum en op den linker
vleugel achter de stelling batterijen aan te leggen.
Het kommando der voornaamste batterij van drie achtponders aan
den grooten weg bij Djatti ngalé werd als blijk van vertrouwen
opgedragen aan den luitenant ter zee A. J. Meijer, die eene divisie
kanonneerbooten in de rivier van Indramajoe na een gevecht van 3
uren met de engelsche brik Baracuta had moeten verlaten, en met
twintig hem trouw gebleven boegineesche schepelingen een middel