295 rijkskuude dier landen bekend gemaakt, waarin het voorzag, een maal te zullen moeten opereeren En men zoude nog willen bewerendat Pruisen's suprematie in de laatste vijf jaren niet aan de degelijkheid van zijn leger moet worden toegeschreven, dat het leger die voortreffelijkheid niet heeft te danken aan de groote mate van kennis die zijne officieren bezitten? Een zoo treffend voorbeeld moce velen tot nadenken brengenTe recht werd meer dan eens door generaal Knoop betoogddat eene goede aanvoering m de eerste plaats noodig isom met een leger succès te behalen.Die goede aanvoering wordt niet zonder zeer veel moeite verkregen daarvoor moeten de officieren ontegenzeggelijk den kring hunner kundigheden grooter en grooter maken en de kennis der eenmaal door hen verworven kundigheden volmaken, opdat zij met vrucht de ingewikkelde vragen van den dag kunnen bestudeeren, vragen, die eenerzijds door de gebeurtenissen van den dag, en anderzijds door de ontdekkingen op 't gebied der wetenschap worden opgegeven. Afgescheiden van die bijna zeer voldoende redenen, om de basis van de kennis der officieren grooter te makenzijn er nog andere redenen, maar van geheel moreelen aard, echter niet minder gewich tig, en waarop wij geheel onze aandacht moeten vestigen. Naarmate de beschaving toeneemt, de wapens en methodes beter worden, is dapperheid alleen niet voldoende om een troep in 't gevecht te brengen; de officier moet kundigheden bezittendie hoe langer hoe uitgebreider dienen te wordenten einde op de beste manier de meest inge wikkelde stelsels toe te passen en de beste partij van de verbeterde vuurwapens onder alle omstandigheden te trekken. Buitendien moeten wij nog op eene voorname omstandigheid onze aandacht vestigen. De soldaat heeft eigentlijk alleen respect voor den meerdere, wien hij achting toedraagt en wiens meerderheid op intellectueel gebied hij erkent; want, verbloemen wij het niet, de soldaat der negentiende eeuw slaat zijn chef gade, beoordeelt en veroordeelt diens handelingen en redeneert daarover. Hoe verder men komthoe meer men hierop zal moeten lettenhoe meer men dus de zedelijke en verstandelijke meerderheid van allen zal moeten ont wikkelen die geroepen worden eenig bevel te voeren. Wil men een bewijs? Men beschouwe dan de tegenwoordige maatschappij, men sla de volksklassen en het leger dat voornamelijk uit haar voortspruit nauwlettend gade en men zal moeten erkennen, dat, zoowel bij dat volk, als bij het leger, het ontzag voor den meer dere slechts in naam bestaat. De eerbied wordt overal gesmoord O O

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 302