297
De legers van deu tegen woordigeu tijd schijnen het angstig maxi
mum van honderdduizenden nog niet bereikt te hebben. Wij zeggen
angstig, want hoe is het voor een enkelen chef mogelijk, een leger
aan te voeren, dat eene slaglinie van 1520 kilometers beslaat; hoe
het voor hem denkbaar zal zijn om eene zoodanige opeenhooping van
menschen te besturen, voeden, verplegen, leiden en laten vechten
De volmaaktste hulpmiddelen der wetenschap zullen tekortschieten bij
de te verleenen hulp aan zulk eene taakdie zelfs met de meest
verlichte zamenwerking nog zeer zwaar zal zijn. Bovendien zal een
leger, hoe meer het zich uitbreidt, als uit den aard der zaak, ook
meer onafhankelijk zijn van een directe bemoeienis van den chef.
Wij kunnen dus uit het voorafgaande besluiten
1°. dat ieder aanvoerder hoe langer hoe meer zijne onderhebbende
officieren zal moeten raadplegen, wil hij op een goed resultaat zijner
pogingen rekenen
2°. dat de ondergeschikte officieren, hoe langer hoe meer, zelf
standiger zullen optreden en handelen.
En nu de slotsom onze redeneering. Het onderwijs en de mili
taire kundigheden zullen dus voor de ondergeschikte chefs en de
subalterne officieren hoe langer hoe noodzakelijker worden, willen
zij tegenover de nieuwe en zware hun opgelegde plichten met
oordeel handelen het geheel van het plan des aanvoerders goed inzien,
tot de uitvoering daarvan medewerken en eene onderneming tot een
goed einde brengen.
Wij moeten voortaan de voorbeelden, die zich in deu laatsten
tijd als het ware aan ons opdrongen, niet uit het oog verliezen,
maar gestadig doorwerkenten einde ons leger ook op de hoogte
van andere legers te stellen. Indien een ieder, die zich krachtig
genoeg gevoelt om daartoe het zijne bij te dragen, ook de lust
heeft om daarin zijne hulp te verleenen, dan behoeven wijonzes
inziens de toekomst niet donker in te zien. De aansporing daar
toe werd in de laatste twee, jaren meer dan eens gegeven. Het
staat nu aan ons, om aan die roepstem gehoor te verleenen.
De titel dezer studie wijst reeds genoeg aanwaarover we zullen spre
ken. n Wetenschappelijke bijeenkomsten van officieren'' is het onderwerp
onzer keuze. In de allereerste plaats dienen we te onderzoeken
D. of de wetenschappelijke bijeenkomsten van officieren nog nood
zakelijk zijn
2e. zoo neen, wat dan daarvoor in de plaats moet komen en zoo