299
moetea er in onzen tak van landsdienst en in onzen stand maat
regelen genomen worden", zoo lezen wij in een goed geschreven
artikel van den militairen spectator van 1870, getiteld: «de oefe
ning onzer infanterie" //om de wetenschap te doen bloeiengeheel
verschillende van die in andere standen of in andere takken van
dienst gebruikelijk? Er is waarlijk in onze eeuw gelegenheid
genoeg voor hem, die haar zoekt, om zich als eene kundig en weten
schappelijk man te doen kennen, en zelfs de tijd der verhandelin
gen in gesloten gezelschappen is voorbij. Het zijn maar zelden
onze grootste geleerden of onze grootste letterkundigen die zich
daar laten hooren. Als deze lof zoeken of zich aan blaam onder
werpen, dan moet het de lof of de blaam der wereldmaar niet
die van eenige geachte hoorders zijn."
Eene der oorzaken, dat die wetenschappelijke bijeenkomsten dei-
officieren tot nu toe zeer weinig aan het doel hebben beantwoord,
wasvolgens onze opinie-de dwang orn die te houden. Viel er
niets te bespreken, dan was het toch //cursus voor hh. officieren."
Eu wat werd daar geleverd? Zelden degelijke verhandelingen,
neen, wat nog erger was, een der kapiteins moest cursus houden
met de luitenants. De andere kapiteins waren specialiteiten, wier
opiuiën nu en dan gehoord werden om het behandelde te verduidelij
ken. De majoor van het bataillon was de knapstede opperste
scheidsrechter in de geschillen die soms mochten ontstaan. Maar wat
werd er dan wel behandeld? Versterkingskunstartillerie, exercitie
reglementen tactiekkorpsgeschiedenisenz. Kortom liet was eene
schoolwaarin soms aan een verdienstelijk kapitein, die over een
paar maanden majoor moest worden, de handgrepen werden gevraagd.
In de versterkingskunst kwam men niet verder dan tot en met het
profiel. Bij de behandeling der artillerie werd altijd gevraagd, uit
te leggen, hoe het getrokken infanteriegeweer in elkauder zat en
in hoeveel soorten het geschut in Indië werd verdeeld. Bij de
exerciiiereglementen moest toch vooral die verdeeling goed opge
dreund wordenwant daar hing alles van af. In de tactiek speelden
de kampongs, randjoes en bamboe doeriespaggers, alang-alangs en
karbouvjenkralenen soms ook de wijdvermaarde «kloof" een groote
rol. Wee den officier, die alsdan, bij sommige gevallen, vau //be
hoedzaam retireeren" durfde te spreken. Keen, //altijd vooruit, met
een dollen kop tegen de benting, tactiek? Kom, wat, tactiek!...
Over al het andere zullen wij zwijgen. De A. O. N°. 68 van 1869 heeft
aan eenige van die dwaasheden gelukkig een einde gemaakt. Maar