301 nesde zorg, die men aan het individuëele schot en de benuttiging van terrein-voorwerpen moet besteden, de matiging van de drift onzer soldaten in den aanval, telkenmale wanneer het positiegeschut des vijands niet voldoende tol zwijgen gebracht is; het oordeelkun dig gebruik der artillerie en eene doeltreffende verbinding der drie wapens, enz. enz. Sommigen zouden meenen, dat men zoodoende de stof tot ver handelingen maken uitputten zou. Er is voor velen in die bewering zeer veel waarheid gelegen. Velen zouden zich dan weer tot over schrijven] bepalen. De oorlogswetenschap is wellicht de eenige, waarin men de meest holklinkende phraseude meest onbepaalde verhandelingen en de meest onbeteekeneude stelregels heeft verzameld en er onophoudelijk andere aan toevoegt, en dit is zeer zeker het middel niet, om haar te doen verbreiden. Het schijnt ons integen deel toedat het voor haar een ernstig gemeend voordeel zoude zijn, indien men haar ontdeed van al die twijfelachtige grondregels, die nuttelooze redeneeringen en dat rommelzoodje van vakwijsheid, waar onder men haar verplettert en die hare beoefening zoo moeielijk en tevens weinig vruchtdragend maakt. Aangezien het nu niet aan iedereen gegeven is, om over vele der door ons aangehaalde onderwerpen te kunnen schrijven en spreken, zoo moest men de officieren, die eene bijeenkomst bezoeken, in twee klassen verdeeleusprekers en toehoorders. Er is nog eeue andere reden, die deze onze opinie wettigt. De meerderheid der officieren is bestemd, om in de inferieure rangen te blijven; voor velen is geene schitterende toekomst weggelegd en de kapiteinsrang is voor hen de hoogste sport van den ladder, die zij beklimmen. Dezulken hebben geene uitgebreide kundigheden noodig, om dien rang met eere te vervullen. Zijn wij niet aan hen het sieraad en de deugde lijkheid van sommige bataillous verschuldigd; aan velen dier luite nants en kapiteins, wier geduldwerkzaamheid, telkens beproefde moednauwgezette plichtsbetrachting en bedaarde ijver voor het welzijn hunner ondergeschikten den lande beter geholpen hebben dan uitgebreide kundigheden en groote talentenzonder practische ge schiktheid? Velen hunner zijn reeds op leeftijd en voor hen valt het studeeren moeielijker dan men zich kan voorstellen, zonder dat die studie zoo zij gedwongen wordt veel vruchten zal dragen. Welnu, dwingt hen niet zich voor den hoofdofficiersraug te bekwamen, indien hunne wenschen zich niet zoo ver uitstrekkenmaar tracht integendeel

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 308