304
en zuiver militaire werkzaamheden afhoudt. l)e zoo omslachtige
administratieve détailsde staatjes, de verslagen en de rapporten
zijn het, die voor het grootste gedeelte den tijd en de bezig
heden en al de aandacht der korpskommandanten vereischen en hen
zoo vaak afhouden van meer nauwlettende zorgen, die zij aan de
practische oefeningen van hun troep hadden kunnen wijden. Het
is alsof het woord inkt-wellusteling voor het leger is uitgevonden
en dat woord zal nog lang de verkeerdheden van vele personen,
evenals de gebreken van vele onzer instellingen brandmerken. Wie
zal ons toch van het scheurpapier en de papierbekladders bevrijden?
Vellen op vellen worden er in Nederland van het Becueil Militair
gedrukt en dat aantal vermeerdert zóó onrustbarend, dat een regi
ment bij eene garnizoens- verandering spoedig een paar bagagekarren
noodig zal hebben, alleen voor het Becueil Militair! Het wordt
door niemand nagezien en verdient zulks ook niet. Hoe is het inet
de algemeene orders gesteld? Zou het ook niet eens hoog tijd wor
den om ook dien toevloed van gedrukten te temperen of althans
daarvan een nieuwe officiëele uitgave, op de wijze der zeeorders bij
de marine ingericht, het licht te doen zien?
En indien men ons van overdrijving zoude willen beschuldigen,
dan zullen wij eenvoudig aan ieder militair van goed geloof afvra
gen, wat er zijns inziens zoude gebeuren, indien de papierpro
ductie voor het leger eensklaps ophield? Het daarop te geven
antwoord is te gemakkelijk om er nog een oogenblik bij stil te
staan. Moeten wij dit aan de administratie wijten De admini
stratie toch in 't bijzonder toont voor nieuwelingen te zijn een schrik
barende chaos en een samenweefsel van voorschriften en kleine
détails, voor wier studie de moedigsten terugdeinzen. Het meeren-
deel van hen, die er gaarne den proef zouden willen nemen, wordt
er door afgeschrikt, omdat zij niet weten, waar zij moeten begin
nen. Hoe weinig officieren vindt men bovendiendie den moed en
de énergie hebben, om zich aan die wetenschap te wijden, welke
men zoo verward heeft gemaakt. En toch is er niet één officier,
wiens verantwoordelijkheid niet dagelijks te pas komt bij zaken,
waarvan hij geen goed begrip heeft of zelfs niets weet. Indien dit
zoo blijftdan zal men spoedig kunnen zeggendat het leger voor
de administratie, maar niet de administratie voor het leger is. Men
heeft laugzamerheid de mazen van haar moeielijk netwerk dat de troe
penkorpsen omvatzóó door elkander geweven en gestrikt, dat men
zich moet afvragen, hoe het tegenwoordig mogelijk zal zijn, om daaruit