305
te komen, en hoe men het zal moeten losmaken zonder het te breken.
Meer dan een man van goeden wil zou voor een dergelijk werk
terugdeinzenen terwijl men er mede wachtworden er hoe langer
hoe meer vellen gedrukthoe meer staten uitgevondenhoe meer
rapporten bedacht. Er is niet één dienstchef, die hoe weinig
hij overigens te vertellen heeft, niet in zijne kleine omgeving
het een of ander nieuw systeem, model-staatje of eené nieuwe be
paling of order uitvindt, omder eenvoudigheid en regel
matigheids wille, maar zoo eenvoudig, zoo regelmatig, en zoo goed
bovendiendat men zich ten laatste niet meer zal weten te behel
penzonder eeue bepaling te weten. Dat men daardoor minder
zelfstandigheid leert, is zeker. Het wordt echter hoog tijd, dat
men aan die overheerscliing paal en perk stelle en een geneesmid
del zoeke voor een toestand, die reeds vrij ernstig is. Reeds wordt
het zeer moeielijk om in de korpsen een genoegzaam aantal onder
officieren te vindengeschikt voor administratieven diensten er is
niet één kapitein, die, aan zijne verantwoording denkende, zich niet
met bezorgdheid afvraagt, aan welke moeielijkheden hij zoude bloot
gesteld zijnindien hijna een of twee maanden te velde te zijn
geweest, zijn sergeant-majoor en zijn fourier gesneuveld, gekwetst
of bevorderd zal zien. Hij zal dan zeer vaak genoodzaakt zijn om
zijne boeken zelf bij te houden, en gelukkig moge hij zich dan
achten, wanneer hij de administratie elders dan op de militaire,
akademie heeft geleerd, alwaar het onderwijs daarin, althans vóél
de reorganisatie in 1869 of 1870, zeker niet veel beteekende.
Die toestand is slecht en eischt klaarblijkelijk eene hervorming.
Ongelukkig zal deze slechts door den drang der omstandigheden
worden te weeggebracht en daartoe heeft men nog den tijd
Men houdt er niet vannieuwigheden in het leger te voeren en in
zekeren zin heeft men gelijkmaar men is toch zóó goed met dien
toestand bekend, dat men reeds begonnen is met het vereenvou
digen en verkorten der exercitie-reglementen van de infanterieen
eene nieuwen inwendigen dienst voor de kavallerie en infanterie van
het nederlandsche leger heeft gemaakt. Maar hoeveel blijft er niet
over, om nog vereenvoudigd te worden! De basis van het militair
onderwijs d. z. de verschillende reglementen op de exercitiën,
de administratie, de algemeene orders om niet van de bijzondere
reglementen te gewagen is zóó groot, dat zelfs een ijverig offi
cier na dertig jaren zijn pensioen nemende er zich niet op
kan beroemen, ooit die reglementen compleet te hebben bezeten.