Hij past ze echter eiken dag en elk jaar bij eene inspectie der afdee-
liugskoinmandanten vooral toe. Hij stelt krachtige pogingen in 't
werk om in zijn oproerig geheugen die massa van eindelooze détails
op te stapeleninaar zij laten daarin niet altijd diepe sporen na.
Onze nieuwe infanteriereglementen zijn zoo duidelijk en zoo vol
ledig mogelijk. Zij geven de middelen aan de hand om de snelste
evolutiën te maken en daarvan de grootst mogelijke partij te trekken,
maar dat is niet voldoende en bovendien manoeuvreert men niet
veel vóór den vijand. Men houdt zich bij de korpsen veel bezig
met de reglementaire exercitiën en de gecombineerde manoeuvres
maar houdt men zich werkelijk bezig met hare toepassing in alle
mogelijke omstandigheden en op alle terreinen? Men zal ons wel ant
woorden, dat zulks gedaan moet worden, maar ieder weet het on
derscheid tusschen hetgeen er moet gedaan worden een gedaan wordt.
Voor de exercitiën uit de pelotons- en bataillonsscJtool en de man
oeuvres op het Koningsplein wordt bijna alle zorg besteed. Die
oefeningen zijn zekerlijk nuttig en zelfs onontbeerlijk, maar zij lee-
ren ons niet allesen iedereen weet zeer goeddat zeer weinige
bewegingen, die daarbij gedaan worden, hare toepassing op het slag
veld vinden. Welk voordeel zouden integendeel niet die troepen
hebbenwelke gewend zijnom zich op alle terreinen te bewegen
en die aangevoerd worden ih.or officieren, welke in staat zijn om
hen onder alle omstandigheden te leiden? De legers zijn voor den
oorlog en niet voor de parades gemaakt. Niettemin komt men er,
na lange jaren van vrede, toe, om de bijkomende zaken boven de
hoofdzaak te plaatsen en voor prachtige manoeuvres nuttige en toe
passelijker oefeningen te verwaarloozen, oefeningen die het oog min
der behagen dan de eersten Eenige jaren vóór de omwenteling van
1789 had men te dien opzichte de kleingeestigheid zóó hoog op
gevoerd, dat men in de fransche kazernes er slingeruurwerken en op
de vloeren gebeitelde meetkunstige schalen op nahield, om den
hoogsten graad van volmaking in den tijdmaat en de lengte van
den pas te verkrijgen. De oorlog, dien men eenigen tijd daarna met
nauwelijks afgeëxerceerde bataillons voerdeheeft wel de nutte
loosheid van al die voorzorgen bewezen. Juist tegen deze zoowel
bekende richting in ons leger moet men weten te ijveren. Veel
zoude er gedaan kunnen worden, om in dit gebrek te voorzien. Wij
noemen slechts twee hoofdpunten op: verbetering van het militair
ondervnjs en vereenvoudiging onzer reglementen, en dan zal men
met recht van ieder officier kunnen vorderen, dat hij op de hoogte
306