den en phraseu te spelenin plaats van goede ideën samen te vatten en iets practisch te leveren. Met zulk een systeem praat men in het wilde heen, redeneert men zonder vruchtmaakt men veel papier vuil en leert men slechts weinig. 3°. De middelen nu om te studeeren ontbreken het meest aan de troepenofficieren, en die zullen hun nog lang ontbreken. De min of meer middelmatige werken of eenige min of meer gezaghebbende tijdschriften zijn het niet, die een degelijk voedsel aan de studiën van den subalternen officier kunnen verschaffendie begeerig is om zich te onderrichten. Wat in 't algemeen de korpsbibliotheken betreft zoo zullen de voornaamste hinderpalen voor hare ontwikkeling steeds zijn.: gebrek aan hulpmiddelen voor haar onderhoud en hare uit breiding, gebrek aan behoorlijke lokalen, de mindere zorg der auto- riteiten voor een gemeenschappelijk eigendom enz. enz. Om zich de noodige krijgskundige werken, waaruit hij moet putten, aan te schaffen, bezit de subalterne officier geen geld. Dat handboek zou het vademecum van den officier wordendie het dikwijls raadplegen, zich er in verdiepen, en een schat van lee ring er uit puften moest. Wi] hebben bovendien geen gebrek aan kundige officieren, die 5 door hunne kennis te vereeuigeneene keuze te doen uit de voor beelden der beste schrijvers en van hunne eigene ondervinding, de basis konden leggen van genoemd werkdat o. a. in Pruisen in den reglementairen vorm bestaat. Men zoude van den officier eene vol maakte kennis mogen vorderen van de voorschriftenin een dergelijk werk vervat. De korpschefs moeten zich dikwijls overtuigen, ot de officier daarvan eene ernstige studie had gemaaktzij zouden dan in de bijeenkomsten die onderwerpen zelf ontvouwenze beredeneeren en tot staving van hun ouderwijs, alles aanvoeren, wat geacht kan worden het resultaat te zijn van het door hen gelezene en van hunne eigene ervaring. Omtrent den aard dier onderwerpen lezen wij in de instructie van den toenmaligen Pranschen oorlogsministerf maarschalk Leboeuf, het navolgende: //De onderwerpen betreffende de militaire reglementen en organi- //satie zullen niet in het programma begrepen zijn. Men zal even- //eens de te algemeene onderwerpen ter zijde stellen die de officieren //niet dan zeer moeielijk kunnen behandelen en het slechts doen //door de gemeenplaatsen van de tactiek en de krijgskunde in t //algemeen na te vertellen. Het komt mij wenschelijk vooiom 314 - 1 1

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 321