318
welke ue aandacht verdienen. Ieder officier zoude dan al zeer on
verschillig moeten zijn, indien hij zich niet op de hoogte hield
van alles wat voor hein van belang is te weten. Men zoude zulk
eene nalatigheid altijd gemakkelijk kunnen constateeren. De bij
eenkomsten der officieren zeiven zouden dit wel uitwijzenOp de
wetenschappelijke bijeenkomsten zoude men voorlezingen uit dat blad
kunnen houden en gedurende iedere zitting eene discussie over de
behandelde onderwerpen in het leven roepenindien de aard van
het onderwerp zulks medebrengt.
Men houde zich overigens overtuigd, dat velen in zulk een goed
geschreven blad belang zouden stellen. Zulk een blad zoude de bi
bliotheek van den officier kunnen uitmaken, in vele gevallen het onder
werp der algemeene of bi jzondere gesprekken aan tafel of in de sociëteit
zijn. Over 't algemeen verspreiden die vrije discussiën nog het meeste
licht, en wij vermeeuen van onzen kant, dat men door dat eenvou
dige middel veel betere resultaten zal verkrijgen dan door op vaste
dagen de officieren bijeen te roepenom in een schoollocaal een
vaak onbepaald onderwerp te ontleden of eene leerstelling te bestrij
den waarvoor zij noch de middelen noch den tijd dikwerf zullen
hebben om de argumenten te zoeken.
W j stellen ons van die vrije bijeenkomsten zeer veel goeds voor.
Daar zal voortaan de critiek over de een of ander pus uitgekomen
brochure geleverd worden. Daar worden de belangen van den soldaat
besproken, belangen rakende wapeninguitrustingliggingvoe
dingaanvoeringbehandeling enz. enz.; daar eindelijk worden onder
werpen te sprake gebracht, waarover het departement van oorlog om
advies heeft gevraagd of andere zooals: Huwelijken van officieren
(A. O. No. 12 van 1370), instellingen van wetenschappelijken aard (A.
O. No. 13-3 van 1870), bijzondere commission (A. O. No. 72 van 1870),
korps pupillenmilitair weduwen- en weezen fondsoprichting eener
artillerie-instructie-kompagnie en van een instructiebataillon tevens
suppleliedepdtkinderen van militairen (A. O. no. 141 van 1870) enz.
en, dit vooral niet te vergeten, de nieuwe eischen besproken en
bestudeerd, waaraan legerofficieren of aanvoerders moeten voldoen.
Wellicht zijn wij overdreven in onze wenschen, maar wij wenschen
het goede. Is dat een overdreven wensch?
Batavia, x\pril 1871.