Reeds van overoude tijden geven de legers den zedelijken toestand
der natiën, waaruit zij gevormd zijn, getrouw terug.
De barbaarschheid der Wandalen in de oorlogen der 3e, 4e en
5e eeuw en sedert spreekwoordelijk geworden, leert ons het karakter
van dien volkstam kennende horden van koning Attila geven ons
een denkbeeld van de ruwheid der Hunnen; het leger der oude
Romeinen, krachtig en gevreesd zoolang de strenge zeden des lands
gehandhaafd bleven, verviel en hield daarin gelijken tred met het
moreele verval der natie.
Doch waartoe nog meer voorbeelden uit de oudheid, als wij ze nog
dagelijks bevestigd zien.
De nieuwste geschiedenisdie van den jongsten oorlog in Europa,
wijst ze ons als met den vinger aan.
Vergelijk den geest bij het fransche leger en die der duitsche
heerscharen.
Wij behooren niet tot degenen, die, in den tegenspoed der fransche
wapenen, aanleiding vinden daarbij alles af te keuren en daarentegen
de hoedanigheden der tegenstanders hemelhoog te prijzen.
In dapperheid, trotseering van allerlei gevaren, tot doodsverachting
toe, laten wij beiden recht wedervaren. Ook het minder beleid, dat
dikwerf de krijgsbewegingen der Eranschen heeft gekenmerkt doet
aan het gehalte des legers niets af.
Het iniste een geniaal hoofd, een krijgsgenie, een Napoleon den
Ie, en naast hem de beproefde generaals van het eerste keizerrijk,
die het algemeen vertrouwen bezatende groote fout lag bij dezen
oorlog in het tegenwoordig krijgsbestuur en in de slechte krijgs-
regeling.
Zijn althans de berichten waar, die tot ons overkwamen, dan zien
wij bij de Eranschen vele voorbeelden van gemis aan krijgstucht,
van gebrek aan eerbied voor het gezag, kortom dan liet de discipline
veel te wenschen over, wat, vooral in tegenspoeden allerverderfelijkst
op de waarde van het leger terugwerkt.
Van de Duitschers daarentegen meldt men ons een geest van
samenwerkingeene zucht tot orde en steuning van het prestige der
bevelhebbers, die, bij het uitstekend krijgsbeleid dezer laatstenhet
leger onweerstaanbaar en onoverwinnelijk hebben gemaakt.
Op het gebrek aan krijgstucht bij de Eranschen is meermalen
door hunne eigene generaals gewezen.
De generaal Bardin schreef op bladz. 1917 van zijne "Diction-
naire de armee de terre
34.2