VVij lezen daar o. a. «De ongelukkige fransche krijgsgevangenen kunnen van hun ver- /yblijf in Pruisen gebruik maken om te leeren waardeeren, welke «kracht een land ontwikkelen kan, waar het gezag en de wet wor- //den geëerbiedigd, en waar de militaire en vaderlandslievende geest //boven alle ondergeschikte belangen en meeningen gesteld is." Verder: «Zoolang in Frankrijk het openbaar gezag geëerbiedigd werdwas «ook het leger in staat eene krachtvolle houding aan te nemen; //maar toen allengs de drukpers en de spreekgestoelten het gezag //kwamen verzwakken en ondermijnen, toen kon het niet anders of //het leger moest daarvan de terugkaatsing ondervinden" Door U te wijzen op het verschil tusschen de legers der beide natiën, die thans voor de krijgshaftigste in Europa doorgaan, ver ineenen wij voldoende de vorenaangegeven stelling te hebben toege licht, kort te zamengevat in dezen regel: dat de krijgsmacht ten allen tijde de spiegel is der zedelijke hoedanigheden van het volk, waaruit zij is samengesteld. Wij maken er nog de gevolgtrekking uit: dat, bij de toenemende oppositiegeest der natiën, in de eerste plaats een bijzonder toezicht o- de legers noodig is, en men daarbij met strenge hand aan goede wetten moet vasthouden; ook, dat veel doorzicht, kennis en schat ting van den actuëelen toestand worden vereischt, om in de ure des ievaars de teugels van het gezag niet onverwacht te zien breken. Tn tijden van nood oogst men wat men gezaaid heeft, en blijkt het, in welke mate de liefde tot orde, de gewoonte om te gehoor zamen en het vertrouwen in zich-zelven en op anderen zijn aangekweekt. Beschouwen wij nu den toestand van het iudische leger met op zicht tot de krijgstucht. Er is geen leger, behalve wellicht het noord-amerikaansche, waarbij het blanke element voortdurend uit zooveel verschillende landaarden en bestanddeelen is samengesteld als het onze, en waarin de bui tenlanders op zoo ruime schaal vertegenwoordigd zijn. Men vindt in andere landen en koloniën ook vreemdelingen onder de vanen, doch bij wijze van gedeeltelijke aanvulling; het nationaal element heeft er steeds een belangrijk overwicht. Bij ons is het juist omgekeerd. 344 Zie militair tijdschrift 1871 blz. 90.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 351