345 Nemen wij de statistiek van het jaar 1860. Wij vinden op uit. December 1860, bij eene legersterkte van 12447 europeesche onder officieren en manschappen 6422 Nederlanders, 1396 Duitschers uit de verschillende staten, 1228 Belgen, 2109 Zwitsers, 596 andere Europeanen: Noren, Denen, Engelschen, Italianen, Bussen enz. 156 blanken in Nederlandsch-Indië geboren, 540 kleurlingen. Wijders telden wij toen in de sterkte van het leger: 330 Afrikanen, 1189 Amboinezen en 15073 andere inlanders: Javanen, Madurezen, Maleiers, Boegine- zen (Makassaren). In het geheel dus eene krijgsmacht van 29039 hoofden, waaron der slechts 6422 geboren Nederlanders. Blijkens het laatst ingediend koloniaal verslag waren er, op uit". December 1869, bij eene sterkte van 12064 europeesche militairen: 8067 Nederlanders, 1069 Duitschers, 414 Belgen, 712 Zwitsers, 314 andere Europeanen, 426 blanken in Nederlandsch-Indië geboren, 1062 kleurlingen. Wijders had men toen: 445 Afrikanen, 831 Amboinezen en 14190 andere inlanders. Ofschoon dus het aantal Nederlanders in de laatste jaren bedui dend is toegenomen, is het toch wel nagenoeg zeker, dat Nederland alleen nimmer vrijwilligers genoeg zal opleveren, om het Europeesch gedeelte des legers voltallig te houden; wij hebben dus suppletie van elders, werving van vreemdelingen noodig. Zien wij eerst wat Nederland ons zendt, en gaan wij daarna het gehalte der buitenlanders na. Als een gevolg der bij ons bestaande wetten op het stuk van landsverdediging en dienstplichtigheid, die den weg openen tot af-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 352