koop door het stelleu van nummerverwisselaars en plaatsvervangers, ziet men den welopgevoeden, welgezeten burger zich veelal aan den dienst onttrekken. Hiervan wordt bij den weinig militairen geest der natie een ruim gebruik gemaakt, en zoo komt in Nederland, over het algemeen ge nomen, het onbeschaafde gedeelte der bevolking onder de wapenen, met uitzondering nogtans van een betrekkelijk klein getal jonge lieden, dat in den dienst carrière tracht te maken. Art. 177 van onze grondwet luidt: //Het dragen der wapenen, tot handhaving der onafhankelijkheid //van den staat en tot beveiliging van zijn grondgebiedblijft een //der eerste plichten van alle ingezetenen." Die sehoone woorden blijven eene doode letter, want de militie- wet laat de meest uitgebreide afwijking toe door het stellen van remplacanten, en wat heeft men aan wetten, die met de eene hand een schoon beginsel vasthouden, doch met de andere weder los laten P Ge zult zeggen //dat art. 177 is voor oorlogstijd, als het gevaar //naakt"; wij antwoorden: wilt ge tegenwoordig wachten tot de oor log ophanden of uitgebroken is, dan komt ge veel te laat. Art. 44 onzer staatsregeling van 1798 was op dat punt vrij wat duidelijker, het luidde: '/Ieder Bataafsch Burger is verpligt tot dat einde de Waape- unen te dragenen zig op de rol van Waapenvoerende Burgeren nte doen inschrijven Ziedaar ten minste een beginsel van algemeeiie dienstplichtigheid, dat voor geene uitzonderingen vatbaar schijnt. Wij zien dus in Nederland voornamelijk het onbeschaafde en moreel minder ontwikkelde gedeelte der bevolking in het leger; de nieuwe lingen brengen, bij veel goeds, toch ook de ondeugden van hunnen stand mede; eene neiging tot misbruik van sterken drank en zekere gemeenheid van taal en zedendie bij vele vreemdelingen ongunstig afsteekt, enz.; een deel daarvan komt naar Indië en maakt de kern van de indische krijgsmacht uit. Het andere gedeelte der europeesche krijgsmacht wordt uit den vreemde getrokken. Daaronder bevinden zich lieden van allerlei stand en professie; gewezen officieren en advocatenvoormalige studentennaast mars kramers en daglooners, die elders hun brood gingen zoeken. Zonen van goeden huize, die hunne carrière gemist hebben, voor wie 346

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 353