Bij de algemeene order No. 2 van 1862 wordt daartegen gewaar schuwd en bepaalddat eene opgelegde straf inoet ondergaan zijn alvorens men daarover zijne klachten mag inbrengen. Be algemeene order N°. 9 van 1864 werpt dit beginsel weder in duigen, wordende daarbij --/tot recht begrip" der artt. 15, 16, 17 en 18 der R. L. en op het advies van den advocaat-fiscaal voor de land- en zeemacht dd. 11 Februari 1864 N°. 18/117 vastge steld, dat men niet behoeft te wachten totdat de straf geheel on dergaan is, maar dat men zijne reclame mag doen gelden tijdens of onmiddellijk na het ondergaan der straf. Be gestrafte militair kon dus voor het oog de straf eerbiedig aannemenzich naar het kwartier of naar huis begeven en daarna opgeven dat hij reclameeren zou. Zelfs is men door die bepaling zoover gegaan en kon het an ders? dat ergens de straf van rietslagen na den eersten slag werd geschorstomdat de man toen zijne bezwaren inbracht. Kunt ge een beter middel uitdenken om de krijgstucht te on dermij nen Van dien tijd af ongeveer, ontwaart men ook de veelvuldige en ongegronde reclames over strafzakendie de discipline zoozeer schaden. Vijf jaren later is het kwaad ingezien, en bij de algemeene order N°. 32 van 1869 wederom, en onzes inziens ook op grond der artt. 10 en 11 van het reglement van krijgstuchtterecht, voorge schreven dat eene geordonneerde straf in haar geheel moet onder gaan zijn, alvorens men zijne klachten deswege vermag in te brengen. Be impulsie is echter eenmaal gegeven en het zal geruimen tijd kostenom de zucht tot reclameeren weder uit te roeienen zie daar, door het gebrekkige onzer wetten, het leger aan eene wisseling van denkbeelden en beginselen blootgegeven, die de grondslagen der krijgstucht noodwendig schokt. Wat geschiedt in Engeland? Baar moeten de militaire wetten telken jare op nieuw worden nagezien en goedgekeurdwaardoor zij op de hoogte van den tijd blijven. Be wensch is niet buitensporig, dat, bij ons //volk van juristen", het leger zich na de zestig levensjaren zijner wettelijke voorschrif ten ook eens in eene herziening daarvan mocht verheugen. Nog een woord over de reclamanten. Be wet zegt, art. 15 R, L.dat de man zijne bezwaren mag 350

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 357