351
inbrengen, mits hij in arrest blijve of, zoo hij ontslagen is, zich
alvorens weder daarin begeve.
Alweder een groote onduidelijkheid.
Wij hebben eene uitlegging omtrent de soort van dat arrest bij
de algeineene order N°. 9 van 1864, waaruit blijkt, dat, naar het
gevoelen van den advocaat-fiscaal, als van zelf spreekt, dit nooit
anders kan en mag zijn als kwartierarrest, tenzij de reclamant dit
verbreke. Wij hebben allen eerbied voor dat rechtskundig advies,
doch wij vinden het bewijs niet geleverd, dat de wetgever het in
1814 zoo bedoeld heeft.
Met de uitdrukking van in arrest blijven of zich weder daar in
begeven, heeft men naar onze, wellicht niet zuiver juridische, doch
wel zuiver militaire begrippentoen niet anders gemeend dan het
arrest in de arrestkamer, althans voor mindere militairen.
Het spreekt van zelf, dat men een soldaat reclamant niet weder
het provoost- of cachot-arrest oplegt op water en rijst en geslo
ten om den anderen dag, dit is strijdig met de straffen bij het
R v. K. aangegeven, waarin het hoogste getal dagen dezer soort
van correctiën is bepaalddoch onze rechtspleging verzet zich niet
tegen het voorloopig arrest bij de instructie van rechtszaken, en
daarmede is naar onze meening tenzij men het tegendeel bewijze
alléén het verblijf in de arrestkamer bedoeld.
Een soldaat, die ten onrechte van misdrijf beschuldigd wordt,
hetgeen eerst later kan worden ontdekt, moet er immers ook in
verblijven, zonder eenig verhaal bij zijne soms eerst lang daarna
volgende vrijspraak. Het is wel hard en onaangenaam als men
onschuldig is maar men weet nu eenmaal dat de justitie hare ei-
schen heeft en van het beginsel uitgaat, dat eene onrechtvaardige
beschuldiging tot de uitzonderingen behoort.
Evenzoo wenschten wij, dat de rechter het principe huldigde, dat
het opleggen van onrechtvaardige straffen bij het leger uitzondering
is; of denkt men anders over de tegenwoordige chefsP Wij niet.
Men kan immers bepalen, dat de militaire kominandant, na de
officieren-commissarissen te hebben gehoorddan wel de krijgsraad
in den geest van art. 17 R L.naar bevind van zaken in dat ar
rest verzachting kan aanbrengen.
Hetgeen hierboven is gezegd over het verblijf in de arrestkamer
is jaren lang bij het nederlandsche leger en ook bij ons zoo be
grepen. Thans heeft de philantropie middel gevonden, om de wet
op de zachtste wijze voor den reclamant uit te leggen, en wel zeker
O O