ingezonden stuk voor, onder den titel: '/De toestand van het indi-
sche leger in 1870."
üe schrijver, die de initialen R. N. bezigt, behandelt daarin ook
de discipline en heeft meer bijzonder de infanterie op het oog.
Wij lezen in dat opstel, dat naar zijne meening de discipline
slecht is.
Dat artikel hier geheel over te nemen zou te veel tijd kosten
wij moeten ons bepalen u er op te wijzen en voegen er alleen bij
dat wij het niet dien wapenbroeder in de hoofdzaak vrij wel eens zijn-
Vraagt men ons af, of die toestand voor het oogenblik onrustba
rend is, dan antwoorden wij: heden nog niet, maar zij kan het
spoedig worden.
Wanneer het kwaad niet wordt gestuit, vermindert de waarde van
het leger bij den dag, en in de ure des gevaars zal men er de
wrange vruchten van plukken.
Onder de middelen, die, naar onze bescheidene meening, in den
bestaanden toestand verbetering zouden kunnen brengen en voor den
vervolge een1 betereu waarborg voor de goede instandhouding der
krijgstucht kunnen opleveren, behoort:
In de eerste plaats eene algeheele omwerking van onze militaire
wetboeken; eene aanvulling der leemten naar de behoeften des tijds,
eene opheffing der onduidelijke en dubbelzinnige voorschriften daarin
vervat, en daarna een onwrikbaar vasthouden aan de beginselen
omtrent de subordinatie. Konden ook de reglementen op den iu-
wendigen- en garnizoensdienst in dat zuiveringsproces deelendan
zouden staat en leger daarbij winnen.
Het belgische leger is voor een deel daarin op waardige wijze
voorgegaan; een nieuw reglement op den inwendigen dienst zal, naar
men verneemt, ook bij ons spoedig bij gedeelten worden ingevoerd.
Aan de heeren juristen wordt, voor zooveel de rechtspleging aan
gaat, deswege eene nederige bede gericht.
Nu men in den jongsten oorlog het voordeel der pruisische krijgs-
regeling voor oogen heeft gehad, geloof ik den wensch niet ongepast,
dat de dkar heerschende wetten tot richtsnoer van de onze mochten
strekken. Men kati er veel goeds in aanwijzendat bij onze voor
schriften ontbreekt.
Wij willen echter geene letterlijke navolging, maar de toepassing
der goede beginselen omtrent de krijgstucht, die daarin voorheerschen.
360