371 gesteld. Deze heeft zes stuivers hoogere soldij en een bijzonder distinctief boven de chevrons (een vaandel ondersteund door twee gekruiste zwaarden)zij worden altijd bij het vaandelpeloton ingedeeld. Men zou zulks ook hier kunnen invoeren, geven den vaandel sergeants, bijv. een dergelijk gouden distinctief, afzonderlijk logies, dat wij trouwens voor alle inlandsche onderofficieren zouden wen- schen, 10 cents soldij per dag meer, en bovendien ook bij de inlanders het vooruitzicht op den rang van onder-adjudant. Wij durven verzekeren, dat er een gewenschte naijver onder het inlandsch kader zal ontstaandie niet anders dan ten goede op het gehalte van het inlandsch element zal terugwerken. De garnizoens-bataillons en kompagniën hebben geen vaandel, hooren wij zeggen, doch dit schaadt niet; deze troepen hebben, ook zonder datin tijden van nood uitstekende diensten bewezenmen verdedigt zijn post waar de hollandsche kleuren waaien of neemt de vlag bij excursiën tegeu den vijand toch steeds mede, vaandel sergeanten zijn ook daar op hunné plaats. M. H., ten slotte nog een enkel woord over de exercitiën en het stilstaan in de gelederen; wij hooren door geachte officieren wel eens beweren, '/dat, zoo de soldaten maar loopen en schieten kun- "uenhet overige van minder gewicht is; het succes onzer expe- //ditiën zit in de beenen der soldaten, die mooie handgrepen en »dat stilstaan is paradecultuur; te velde doet de soldaat het toch //niet zoo, enz." Wij waarschuwen in bescheidenheid tegen het te veel toegeven aan dat beginsel. Is er veel van aan, dat de goede uitslag onzer expeditiën voor een groot deel in de marschvaardigheid, de vlugheid van bewegingen en het onvermoeide vooruitgaan onzer troepen ge legen is, het is niet minder waar, dat de krijgstucht voor het voor naamste deel tot den goeden afloop der krijgsbewegingen moet me dewerken, en een der grondslagen daarvan wordt gevonden in de stiptheid, de nauwkeurige opvolging van bevelen onder de wapenen. Geeft men daar reeds aan een' geest van onverschilligheid toe, ge kunt er zeker van zijn, dat de soldaat in de chambrée en overal elders, daarmede nog erger voortgaathem bevalt wel zekere losheid, zekere vrijheid, doch in het gelid moet hij die missen; daar is het de chef, die hem met een wenk, een kort bevel moet kunnen be sturen om hem in beslissende oogenblikken tot de overwinning te leiden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 378