375
graad zijn bevorderd en nu het vooruitzicht hebben om ruim 20
zegge twintig jaren sergeant te blijven.
Dat is te lang veel te lang, om met de noodige ambitie te dienen
Aan dezen noodlottigen toestand schrijven wij dan ook den groo-
teu gehalte-achteruitgang toe, welke, voornamelijk bij de inlanders
van ons leger, door een ieder, die eenige jaren dienst telt, wordt
opgemerkt.
Volgens onze zienswijze is het dringend noodzakelijk dat, voor de
hier bedoelde goede dienarennog een paar betrekkingen worden
gecreëerd, en wagen wij het in overweging te geven, om bij de
bataillonswaartoe amboineescheafrikaansche of inlandsche kom-
pagniën, behooren, aan te stellen
één luitenant-adjudant en
één adjudant-onderofficier van hunnen landaard. Die aanstelling
zal de emulatie en bijgevolg de ontwikkeling bevorderlijk zijn en
vele verkeerdheden opheffen.
Wie onzer het theorie houden met het inlandsch of afrikaansch
kader, door de europeesche adjudanten-onderofficier, nu en dan heeft
bijgewoond, zal het wel met ons eens zijn, dat dit meesttijds zeer
gebrekkig geschiedt.
Wrj zijn er getuige van geweest, dat aan oude sergeanten vragen
werden gerichtals de volgende
//Kapan hoofd rechts, moesti bekin apa?
"Kalau schoudert 't geweer, pigimana koeweej bekin?
«Kapan pas mondor, brapa pandjang?" enz. enz.
En die oudjes verstonden die brabbeltaal en gaven een betrekkelijk
goed antwoordwaarvan de vrager geene jota begreepmaar het toch
met een hoofdknikje goedkeurde, doch de jongeren, en vooral zij,
die nog tot korporaal moesten worden opgeleid, hoorden wij ronduit
verklaren, dat zij bij dien Wolanda niets konden leeren.
Wij durven beweren, dat in ons leger nog menige straf wordt
opgelegd, ja zelfs nog vonnissen worden geslagen, welke anders
zouden zijn, indien wij met der delinquenten taal volkomen bekend
warendit geldt hoofdzakelijk voor de jonge inlanders.
Men zal ons misschien tegenwerpen, dat daarbij tolken kunnen
en moeten worden gebruiktmaar hijdie dat gebruik bij de rechts
pleging der landmacht goed kent, zal dit voorzeker niet doen.
Wij hebben de overtuiging, dat te velde soms handelingen ge
beuren welke niet zouden plaats hebbenwanneer de kolonne-kom-
maadanten over goede tolken konden beschikken.