382
Wij betwijfelen het ten sterkste. Of dit de voorschriften van het
recht vereischenwillen wij direct niet betwisten; tot heden echter
zochten wij vruchteloos naar eeue wettelijke bepaling daaromtrent.
Zeer zeker mochten die voorschriften zoo zij bestaanzonderling
worden genoemd.
Het gezond verstand verzet zich tegen dusdanige uitlegging.
En voor eene zuivere wetsbedeeling is gezond verstand, helder
doorzicht, toch wel een der voornaamste vereischteri.
Hoe toch kan het met iemands gevoelen in harmonie zijneene
straf op te leggendaar waar diezelfde rechter een niet schuldig
uitspreekt?
Dat de hierbedoelde minderheid zich stilzwijgend onderwerpt aan
de uitspraak der meederheidis eene conditio sine qua nonin alle
vergaderingen van toepassing, waar stemmen worden uitgebracht, om
eene in behandeling genomen kwestie te beslissen.
Het komt ons voor, met eene zuivere rechtspraak in strijd te
zijnwanneer tengevolge van de uitgesproken gevoelens van eenige
ledenzoodanige invloed op een ander lid in den krijgsraad wordt
uitgeoefend, dat hierdoor de door dat lid bereids uitgebrachte stem
eene geheele verandering ondergaat.
Herroeping dier stem gegrond op eene nadere redeneeringmag
alleen geschieden uit vrijen wil, zonder dat daarop eenige invloed,
op welke wijze ook, is uitgeoefend.
Ook, welke straf zou moeten worden opgelegd door het lid, dat
geen schuldig uitsprak?
De hoegrootheid der straf toch zal in verhouding moeten zijn
(het wetboek geraadpleegd) tot de zwaarte van de gepleegde mis
daad.
En nu draagt dit lid de overtuiging bij zich, welke reeds werd
uitgesproken dat er geen misdaad is begaande verhouding der
op te leggen straf zal dus wel gelijk nul zijn.
Een ander voorbeeld.
2Ü. Een militair, vermeenende ten onrechte met 8 dagen kwartier
arrest door zijnen kompagnies-kommandant te zijn gestraft, begeeft
zich als reclamant voor den krijgsraad.
Door de meerderheid der ledenwordt zijne ingebrachte reclame
«/zoodanig ongegrond en lichtvaardig bevondendat zij niet dan
//aan verregaande oneerbiedigheid wordt toegeschreven."
De minderheid der leden acht de reclame wei ongegrondmaar
ziet geen termen aanwezigdat hier aan eene lichtvaardig inge-