392 't Is waarreeds vroeger deed de regeeringdoor de oprichting van het korps pupillen, eene belangrijke schrede op dien weg. Maar bij dat korps worden alleen opgenomen kinderen van het mannelijk geslacht, zonder lichaamsgebreken en van Europeesche af komst. Dat ontwikkeling van den geest voor meisjes niet minder nuttig is dan voor jongens, daaraan schijnt tot nog toe in 't geheel niet gedacht te zijnen evenmin scheen het onderwijs der militaire kinderen van zuiver inlandsche afkomst tot voor korten tijd eenige belangstelling waardig te worden geacht. Reeds tijdens ons verblijf in Nederland in 1865 vestigden wij de aandacht van een zeer hooggeplaatst staatsdienaardie ons de eer bewees, onze meening te vragen over een ingekomen voorstel tot verhooging der pensioenen van inlandsche militairen in het alge meen, op het lot van de zoo even bedoelde kinderen. Immers schreven wij toen aan het slot van het door ons ingediend stuk //Alleen nog eene opmerking. In iedere kazerne bevinden zich //een aanzienlijk aantal kinderen van inlandsche onderofficieren en //soldaten, veeltijds ook van Europeesche militairen. //Men spreekt voortdurend over de op ons, Europeanen, rustende //verplichting om den inlander te onderwijzen en te beschaven. Waar- »odi niet begonnen met die schepsels, welke men onder de hand heeft. Denkelijk zou het mogelijk zijn van de jongens goede onderofficieren //en manschappen, misschien ook aan ons gehechte officieren; van de //meisjes huismoeders, verre verheven boven de gewone inlandsche //vrouw te vormen, in stede van ze, zoo als thans geschiedt, voor //een lui en zedeloos leven te doen opgroeien". Later, den 19 December 1867kwamen wij in een voor den kommandant der 2e militaire afdeeling bestemd opstel over de middelengeschikt tot het doen toenemen der resultaten van de inlandsche werving, nogmaals op gezegd onderwerp terug, door o. a. te schrijven: //Men verstrekke bovendien, evenals zulks ten aanzien der Amboi- //nezen geschiedt, eene zekere hoeveelheid rijst en zout aan vrouwen en //kinderen, en zorge dat de laatsten niet geheel verwaarloosd blijven //rondloopen maar een behoorlijk onderwijs ontvangenten einde zoo- //doende het leger te doen strekken tot eene pépiuière voor de //verspreiding van nuttige kundigheden, om voor de toekomst goede //aan ons verknochte soldaten en onderofficieren te vormenden in- //landschen militair te overtuigendat al wat met hem in betrekking //staat ons belang inboezemt, en wellicht de kiem te leggen tot

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 399