393
//vrouwelijke beschaving, door ook de meisjes tot op zekeren leeftijd
//aan het onderwijs te doen deelnemen".
Men zal na het lezen van het vorenstaande bevroedenmet welke
vreugde door ons werd kennis genomen van de algemeeue order van
1870 N°. 179, waaruit ons bleek, dat ook de aandacht van het
legerbestuur op den toestand der kinderen van mindere militairen
was gevallen, en men het niet onnoodig had geacht, aan te dringen
op het bevorderen van beschaving en ontwikkeling onder de zonen
niet alleen van Europeeschemaar ook van inlandsche militairen, en
de behartiging dier taak aan te wijzen als behoorende tot een der
eerste plichten van de korpschefs.
Maar toch was die vreugde niet onverdeeld. Eensdeels nietomdat
in de besprokene algemeene order met geen enkel woord wordt melding
gemaakt van de kinderen van het vrouwelijk geslacht der Europeesche
en inlandsche mindere militairenen anderdeelsomdat wij verwacht
haddendatin plaats van de kinderen van militairen te verwijzen
naar de gouvernements lagere scholenwel in de eerste plaats de
militaire inrichtingen van onderwijs, namelijk de thans nog bestaande
korpsscholen, aan hunne opleiding zouden zijn dienstbaar gemaakt.
W at betreft het eerste punt, zagen wij toch niet in, dat, wanneer de
zorg voor de ontwikkeling der kinderen van mindere militairen, zoo
uit het oogpunt van het algemeen belang als van dat der kinderen-
zelven, is een dure plicht der korpschefs, die zorg zich tot de kinderen
van het mannelijk geslacht zou moeten bepalen.
Zoo als de algemeene order daar nederligt, geeft zij ons den
indruk, dat men, ja! wel iets voor de afstammelingen van militai
ren wenscht te doen, maar zulks hoofdzakelijk, voor zoover men
de hoop mag voeden op later dientengevolge te trekken voordee-
len, namelijk: het verbeteren van het gehalte van het kader der
inlandsche kompagniën en het doen toenemen der waarde van het
inlandsch gedeelte van het leger, en vrij wat minder met het oog
op de belangen dier kinderen-zelven, en het doen toenemen van al
gemeene beschaving, en dus, men vergeve ons het woord, uit een
zeer egoïstisch beginsel. Wanneer wij toch ook de beide laatst
genoemde factoren in rekening brengenmeenen wijdat ook de
kinderen van het vrouwelijk geslacht evenveel aanspraak hebben op
de belangstelling der militaire autoriteitenals hunne thans bevoor
rechte broeders, 't Is waar, 't onderwijzen en beschaven, ook der
meisjes, strookt niet met de zeden en gewoonten der bevolking van
het landin 't welk wij al overheerschers zijn opgetreden. Maar