o:n~s eeght.
Reeds dikwijls hebben wij hooren beweren, zoowel door militairen
als door burgerleden der maatschappij, dat onze militaire wetten
zeer streng zijn, terwijl door sommige militaire leden echter als
verzachting hiertegenovergesteld wordt, dat men ook zeer nauwge
zet is bij de toepassing, en niemand door de militaire wetten ver
oordeeld wordt, dan nadat zijne zaak, door verschillende, geheel
onafhankelijke personen onderzocht, en rijpelijk gewikt en gewogen
is.
Dat onze militaire wetten streng zijn, zal zeker niemand tegen
spreken; en ofschoon het waar is, dat hierin eene veel grootere
gestrengheid moet heerschen, dan in burgerwettenomdat de mi
litaire maatschappij als het ware eene maatschappij op zichzelve
vormt, waarin trapsgewijze opklimming van rangen en volkomen
ondergeschiktheid, lijdelijke gehoorzaamheid van den mindere tegen
over den meerderevoorname behoeften zijndaar zonder dit een
leger onbestaanbaar zoude wezen, zoo is toch ook waar, dat de
strafwettenzullen zij aan de vereischten voldoeneenigszins gelij
ken tred moeten houden met de tijdsomstandigheden en met de bescha
ving en ontwikkeling van het volkdat onze wetboeken van 1814
en 15 aan deze vereischten voldoen, zal wel niemand willen beweren.
Misschien is de gewoonte nog niet zoo slecht, dat men den
nieuw aangenomene zich eerst laat engageeren (laat teekenen)al-
De redactie plaatst gaarne dit opstel, zonder daarom echter geacht te willen
worden alle daarin geuite denkbeelden te deelen. Wellicht komt zij op enkele daar
van nog terug.