401 werpt, ook de meest mogelijke waarborgen gegeven worden, dat hij niet lichtvaardig door die wetten veroordeeld wordt; wij zouden ook niet wenschendat dit in een nieuw wetboek afgeschaft of vermin derd werd. Toch erkent een ieder, die zich eenigszius aan de zaak gelegen laat liggen, dat ons militair recht, voor den tegenwoordigen tijd, niet anders dan zeer gebrekkig genoemd kan wordenvooreerst omdat onze militaire wetboeken slecht zijn, en ten andere, omdat de toe passing van hel recht slecht is, inzonderheid de samenstelling onzer krijgsraden. Dat onze wetboeken slecht zijn, en dringend noodzakelijk eeue algeheele herziening vereischen, wordt door niemand tegengesproken, maar algemeen gevoeld; getuige de omstandigheid, dat er reeds jarenlang algemeen over geschreven en gesproken isdat onderschei dene malen de regeering, reeds van af het jaar 1841, gepoogd heeft hierin verandering te brengen, en dat, vooral in de laatste jaren, dit punt telkens besproken wordt in onze vergaderingen der staten- generaal. Wij zeiden algeheele herziening omdat wij hierin het geheel eens zijn met den oud-minister van justitie, den heer Godefroy, als hij bij de behandeling van het voorstel van 18681869, om sommige artikelen van het crimineel wetboek voor het krijgsvolk te lande te wijzigenomtrent dit punt o. n. zegt //Terwijl de algemeen erkende gebreken der provisioneele militaire wetgeving van 1814 en 1815 moesten doen verwachten, dat, zoo voor 's hands alleen gedeeltelijke herziening mogelijk wasdan althans door zulk eene herziening een einde zoude worden gemaakt aan hetgeen niet alleen aan de strafwetgeving (dus de militaire wetten zelve) maar vooral in de strafrechtspleging (dus de toepassing der wetten) het meest onhoudbaar is, ontving men een voorstel, uitsluitend de strafwetgeving betreffende"; en verder: //In tweeërlei opzicht is de regeering te kort gekomen in de vervulling van haren plicht, om de uiterst gebrekkige militaire wetgeving te verbeteren; zij had in de eerste plaats, hoe verouderd, hoe strijdig met gezonde rechtsbegrippen de strafwetgeving ziju moge, waar zij gedeeltelijk ging herzienaan de rechtspleging de voorkeur moeten gevenzij had in de tweede plaats tot het besef moeten komendat partiëele herziening van het strafwetboek een schier doelloos werk is." Wanneer men de debatten der kamerzittingen van de maand Maart 1870 leest, dan vindt men daarin onder anderen betrekkelijk

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 408