403 bij afzonderlijke strafkompagniëndat wetboek schijnt dus zijne eischen minder streng te stellen. Na deze afwijking keeren wij tot ons onderwerp terug. Wij behoe ven hier niet te betoogen, maar slechts te herhalen wat reeds zoo lang en door zoovelen betoogd is, namelijk dat onze militaire straf wetgeving eene algeheele herziening vereischt. Zeker is door de regeering reeds menige poging gedaan, om hierin verbetering te brengen, doch wordt hierin wel de goede weg ge volgd wordt niet te veel het maken dier veranderingen opgedragen aan oude burger-rechtsgeleerden, professoren, miuisters en ex-minis ters van justitie en dergelijken, en zijn dit wel de bevoegde perso nen? Wij gelooven het niet. Om in het algemeen een doelmatig wetboek samen te stellen voor eene maatschappij, zal het toch in de eerste plaats wel noodig zijn> dat de samensteller in die maatschappij leeft en reeds geruimen tijd geleefd heeft, dat hij niet alleen met het volk, dat die maatschappij samenstelt, bekend is, maar ook met hunne zeden, gewoonten en gebruiken; in één woord, dat hij de huishoudelijke toestand dier maatschappij tot in hare geringste bijzonderheden kent; en is dat nu het geval met onze professoren in de rechtsgeleerdheid of minis ters van justitie, met betrekking tot het leger? Wij gelooven niet te veel te zeggen, wanneer wij beweren, dat, misschien met uitzondering van een enkele, men er niet veel meer van weetdan dat er officieren en soldaten zijndat er eene zekere rangopklimming in het leger is, dat er soldaten te voet en te paard zijn en weder anderen die bij kanonnen loopen, en enkele die mi litaire gebouwen en forten bouwen of herstellendat de mindere aan den meerdere altijd moet gehoorzamen, dat de soldaat ijsselijk streng behandeld wordt, maar dat dit ook goed is, want dat, met eenige uitzonderingen en ook de officieren er natuurlijk buiten ge laten verreweg het grootste gedeelte der soldaten toch maar is een samenraapsel uit de heffe des volks, dat niet geschikt was om een ambacht te leeren, en dus nergens anders voor deugde dan om maar soldaat te worden; dat al die soldaten verbazend veel geld kosten, dat door de burgers wordt opgebracht in den vorm van be lasting dat die soldaten daarvoor dan ook bij gelegenheid van oproer dit moeten dempen en de rust herstellenen, wanneer er oorlog is het land moeten verdedigendat zij dan ookwanneer er geen oor log is, eigenlijk een noodzakelijk kwaad zijn, dat men wel niet geheel kan afschaffendoch waaraan men dan ook maar zoo weinig

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 410