410 ambtenaar; gedurende dien tijd hebben zij hunne gemaakte studiën in het militair recht grootendeels laten varen, omdat zij bij het civiele recht, waarbij zij geplaatst waren, een overvloed van bezig heden hadden. Wij laten daar, zooals de regeling in Holland is, waar voor ieder krijgsraadgebied een vaste auditeur-militair benoemd wordt i die meestal jaren lang in die betrekking blijft; zooals bij voorbeeld bij den krijgsraad van Noord-Holland indertijd, waarbij de heer Enschedé, wanneer wij ons niet vergissen, veertig jaren auditeur is geweest; ook hier geldt de spreuk '/de ondervinding is eene goede leermeesteres." Maar hier in Indië, waar de benoeming tot subsistuut-officier of officier van justitie, tevens auditeur-militair, slechts een overgang is, om van de eene burgerlijke rechtsbetrekking tot de andere te ko men, meestal na verloop van een jaar, somtijds zelfs binnen dien tijd, om dan verder, misschien gedurende zijn geheele leven of althans in een groot aantal jaren (tot dat hij misschien lid in het hooge hof wordt) niets meer met de militaire rechtspleging te maken te hebben, kunnen wij niet gelooven, dat de benoeming van een burger-rechtsgeleerde tot auditeur bij den krijgsraad doelmatig ge noemd kan worden. Daarbij staat hij in eene geheel valsche positie, hetgeen wij hier boven reeds eenigszins getracht hebben aan te toouendoch er is nog meer; hij is als waarnemer van het openbaar ministerie (artikel 133 It. L.) de aanklager en vervolger der misdrijven; hiertoe wordt vereischthoe gering dan ookeene zekere moreele overtuigingdat de beklaagde schuld heeft; maar hij is ook tevens de verdediger van den man; immers hij onderzoekt de zaak in zijn geheel; hij overweegt, getoetst aan het wetboek, de verzwarende en verlichtende omstandigheden waarbij hij in den regel overhelt tot de verlichtende, eensdeels uit eene zekere humaniteit, vooral met het oog op onze verouderde strenge strafwetten, en ten andere, en dit is volstrekt niet onnatuurlijk, omdat het er bij den burger niet in wil, dat sommige lichte vergrijpenwaarvan men in de burger-maatschappij bijna in het geheel geen notitie neemtin het leger dikwijls zeer zwaar ge straft moeten worden. Om werkelijk als verdediger voer iemand op te treden, wordt echter alweder vereischt, hoe gering dan ook, eene zekere moreele overtuiging van de onschuld van den mande audi teur treedt dus tegelijker op als aanklager en verdediger van den beschuldigdetwee zakendie lijnrecht tegenover elkander staan.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 417