413 immers hij heeft aan de twee eerste gedeelten van het examen vol daan, en kan dus voor zijne promotie moeielijk meer te kort schieten. Op grond van al het vorenstaande gelooven wij dus, te mogen betwijfelen, of de auditeur-militair, op het oogenblik dat hij in die betrekking komt, wel zoodanig in het militair recht doorkneed is, als voor den aard zijner werkzaamheden vereischt wordt; zonder dat wij daarom iets te kort willen doen aan zijne bekwaamheid als burger-rechtsgeleerde. Doch hoe het zij, hij is de voorlichter van den krijgsraad. De regeering erkent dus zelve, dat de officiereu van het leger geene voldoende rechtskennis hebben, om zonder voorlichting recht te spreken, en wij kunnen dit, helaas, niet anders dan volkomen toestemmen. Wanneer wij nagaan het onderwijs, dat in het militair recht gegeven wordtaan onze militaire academieaan de onderofficiers- schooi te Meester-Cornelisof bij de korpsen, en het weinigje rechtskennisdat voor het officiers-examen vereischt wordten daarbij in aanmerking nemendat de officieronmiddellijk na zijne aanstelling als hij op eene hoofdplaats geplaatst wordt, benoemd kan worden tot lid van een krijgsraadof weldat hij in de binnenlanden geplaatst wordt, waar, ja, op de wetenschappelijke bijeenkomsten der officieren wel eens het militair recht behandeld wordt, dnch volgens het boek gevraagd en geantwoord, en dan somtijds na verloop van 8 of 9 jaar op eene hoofdplaats komende, daags na zijne aankomst, als lid in een krijgsraad gekommaudeerd kan worden, dan stemmen wij volkomen toe, dat verreweg het grootste gedeelte der officieren niet geschikt is om zonder voorlichting, ja zelfs eene zeer sterke voorlichting, zitting te nemen in een krijgsraad, waarin niet alleen over de eermaar zelfs over leven en dood van den militair beslist wordt. Doch indien dit door de regeering erkend wordt, waarom dan niet middelen bedacht, om dit kwaad te verhelpen en zich eene betere toepassing van het recht te verzekeren? Er zijn steeds een groot aantal officieren van verschillende rangen van het Indische leger in Nederland met verlof. Men zoude een gedeelte hunnerdie hiertoe de meeste geschiktheid bezittengedurende een paar jaar de rechtscolleges aan de hooge- scholen kunnen laten bijwonen; zij, die hiertoe genegen waren,zou den dit kunnen aanvragen, tegelijk bij hunne aanvrage om verlof, waarop dan door den kommandant van het leger, naar gelang der behoefte en overeenkomstig de antecedenten van den persoon kan wor-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 420