geplaatste manschappen mogen nimmer met het bataillon mede exerceeren^
noch garnizoens-dienst verrichten; alle corveeën worden hun opge
dragen. Waarom de schrijver het tegenwoordige siraf-detacheinent
te Klatten minder doeltreffend vindt, wordt door hem niet voldoende
gemotiveerd. Wij zijn eene andere meening toegedaan. Hervorm
desnoods die inrichting, maar hef haar niet op. Vele der zich daar be
vindende sujetten zijn zoo onhandelbaar, dat zij bij de korpsen
zijnde trots de door den schrijver voorgestelde regeling wel
even onhandelbaar zullen blijven. En dezulken moeten uit de om
geving van den oppassenden soldaat geweerd worden.
Is het goed, dat hij van tijd tot tijd afschrikwekkende voorbeel
den ziet%dit dagelijks te moeten doen, zou hem de kazerne, zijn
te huis, ten laatste eene strafplaats, om niets ergers te noemen,
schijnen. Hij zou dat te huis telkens ontvlieden in stede van zich
daar aangenaam en gezellig te gevoelen, dat veeleer zijn streven moet
worden, dan zich langs de straten te bewegen of zich in drankhuizen
op te houden. Maak van de kazerne geen helen bovendien, bedenk
wel wat Riistow zegt: //Zoodra de vrees voor straf de eenige grond
slag voor de krijgstucht is, dan kan men aannemen, dat het leger
in meerdere of mindere mate een werktuig geworden is, ongeschikt
om zijne eigene zedelijke kracht te ontwikkelen, die alleen, in den
waren zin des woords, opgewekt kan worden door vertrouwen,
achting, liefde en toegenegenheid."
Dit wordt door den schrijver wel eens over het hoofd gezien.
Wij geven toe, dat tegenwoordig meermalen in het opleggen van
straffen eene zeer misplaatste humaniteit en liberaliteit voorzit, maar
men vergete nimmer, dat, door in een ander uiterste te vervallen
waarvan wij den schrijver wel eenigszins verdacht houdende soldaat, in
plaats van achting, haat voor den meerdere gevoelen zou.
Welke echter de gevolgen zijn van die anti-militaire liberaliteit,
humaniteit en philantropie, welke hoe langer hoe meer de gelederen
binnendringen, moge o. a. uit het navolgende blijken.
Het aantal reclame-zaken van officierenouderofficieren en man
schappen van het Indische leger bedroeg
Deze toeneming is zeer sterk, ook wanneer men daarbij in aan
merking neemt, dat het leger in 1841 sterk was 20295 officieren,
onderofficieren en manschappen en die sterkte, in 187028748 per
sonen bedroeg.
436
van 1841 tot 1850 achtervolgend 5, 2, 3, 3, 0, 7, 6, 1, 9, 8; samen 44;
ii 1851 I, 1860 12, 1, 10, 5, 7, 9, 10, 11, 13, 10; 88;
1851 ,i 1870 ii 8, 27, 24, 20, 26, 40, 77, 50, 64,123; 459.