439 //hoop van staat", maar hoe zal het dan aan zijne verplichtingen kunnen voldoenhoe zal het de hoop der natie niet beschamenhoe zal het den grootsten en schoonsten parel aan Neêrlands kroon kunnen behouden, indien de krijgstucht slecht is? Eene kostbare tijd van voorbereiding ligt voor ons. Dien tijd te verspillen is onverantwoordelijk en zal ons door het nageslacht als eene misdaad aangerekend worden. Eene slechte krijgstuchteene onkiesche zucht om chefs middels dagbladen te critiseeren over handelingen, die in den boezem van het korps hadden moeten blijven, een streven om in den kortstmogelijkeu tijd zonder erkenning der verdiensten van den meerdere, ten koste van hem vooruit te komen, de levens wijze der officieren in deze gewesten, hun kortstondig samenzijn bij hetzelfde korps, het niet bestaan van legerkampen en het weiuig meer voorkomen van expeditiënwaar men elkander beter leert kennen en waardeeren, waar meer vertrouwen op chefs heerscht; ziedaar zoovele oorzakendat het woord kameraadschap en hét ver trouwen op en in elkaar slechts vaak in naam bestaat, dat het leger in vele gevallen zijne beteekenis verliest. //Ontneem het leger zijne beteekenis, dat schoone, dat kameraadschappelijke, dat vertrouwen op en in elkaar, dat het van de burger-maatschappij onderscheidt, ontneem het zijne poëzijzijne idealenen het zal verdorren als de boom beroofd van zijne bladeren en ondergaan als in strijd met het tegenwoordige, als onmogelijk in de toekomst! Toen een onzer jeugdige wapenbroeders uit Nederland deze woorden in zijn //ideaal terneêrschreefwas het zijne bedoeling, dat het niet voldoende was, telkens te zeggen die lauwheiddie zwakheiddie insubordinatie is de kanker van het leger. maar dat die zegslieden dat zelf steeds in het oog moesten houden en door hun uitmuntend voorbeeld bij den soldaat en onder-officier het denkbeeld van plichtsbetrachting steeds levendig moesten houden. Wordt dit altijd in acht genomen? OEEEN1NG. Zeer terecht merkt de schrijver op, dat oefening en discipline hand aan hand gaan. Zulks te verduidelijken achten wij niet noodig, terwijl wij bij het bespreken der oefening-zelve ons veroorloven allereerst twee vragen te doen 10. is de infanterie nog steeds het hoofdwapen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 446