37
•waaronder vooral het bijwonen in den vreemde van troepenvereeni-
gingen op groote schaal.
Aanschaffing van officiers-paarden. Ten einde officieren, niet tot
de kavallerie of artillerie behoorende, voor zoover zij voor hunnen
dienst bij den troep tot het houden van dienstpaarden verplicht zijn,
het verkrijgen daarvan te vergemakkelijken, is de gouverneur-gene
raal in Mei 1870 overeenkomstig zijn voorstel gemachtigd, hun te
verdunnen, zich op gelijke voorwaarden als de officieren der genoemde
wapens, uit de remonte van het leger van één dienstpaard te voorzien.
Onderofficierssckool te Meester-Cornells. Door 37 élèves werd
het examen voor den rang van 2del1 luitenant der infanterie, en door
5 het examen voor officier bij de militaire administratie met goed
gevolg afgelegd.
Behalve de 32 overgeblevenen van vorige jaren (één was inmid
dels overleden), werden in 1869 12 geëxamineerden bij de infanterie
aangesteld, of in het geheel 44; bij de militaire administratie wer
den de 4 geëxamineerden van 1868 en één van het examen van
1869, of in het geheel 5 tot officier bevorderd.
Op ultimo December 1869 waren alzoo nog niet aangesteld 25
geëxamineerden voor den rang van 2del' luitenant der infanterieen
4 voor den rang van officier bij de militaire administratie.
Het aantal élèves bedroeg op dat tijdstip 107, zijnde 9 minder
dan het bepaalde maximum. Achtereenvolgens zijn in de eerste
maanden van 1870 eenige onderofficieren tot den officiersrang be
vorderd. Als een maatregeldie in 't vervolg de benoeming van on
derofficieren tot 2deu luitenant zal kunnen bespoedigenverdient hier
vermelding de onlangs (Juli jl.) op de Indische regeering verleende
machtiging om, indien en voor zoover 's lands dienst dit vordert,
de officieren die in Nederland voor de Indische dienst zijn bestemd,
in de presente sterkte van het leger te tellenniet reeds van af
het tijdstip waarop in Indië het bericht hunner benoeming, over
plaatsing of detacheering, maar eerst wanneer aldaar de kennisge
ving van hun vertrek ontvangen wordt.
Korps pupillen. De sterkte van het korps, buiten het kader,
bedroeg in de laatste vijf jaren 18651869, achtereenvolgens 361,
366, 391, 412 en 381, waaronder respectivelijk 276, 268, 289,
299 en 276 soldatenkinderen. Bij het eind van 1869 waren derhalve