verkrijgen met het oog op de vrijwillige dienstneming, maar vooral
ook om bij den loteling den lust tot dienen meer ingang te doen
vinden, hetgeen over het algemeen nu geenszins het geval is.
Immers doet zich het verschijnsel voor, dat verreweg het grootste
gedeelte van de militiepligtigen bij het onder de wapenen komen van
den eersten dag eene zich wel is waar niet uitende, maar dan toch
uit vele omstandigheden blijkbare zucht aan den dag leggen om
zoo spoedig mogelijk wederom de gelederen te verlaten."
Welke factoren brengen nu hoofdzakelijk de belemmeringen aan
voor eene goede oefening der infanterie?
1°. eene onvergeeflijke kleingeestigheid bij zoo vele beuzelachtige
geestdoodende en nuttelooze oefeningenbij dagelijks langgerekte
kazerne-dien stenmaar vooral bij inspectiën, waarbij vaak niet in
't minst onderzocht wordt of de troep den velddienst behoorlijk ver
staat, maar een streng onderzoek naar de kennis van vele admini
stratieve bepalingen bij de officierende mate van strijdvaardigheid
van een korps schijnt te moeten aangeven
2°. eene alle ambitie uitdoovende en langzamerhand bij het ge-
lieele leger ingeslopen parade-cultuur, waarvan een Oostenrijksch
officier, door den kapitein der infanterie van Otterloo. in onze taal
sprekende opgevoerdterecht het navolgende zegt
//Alle parade-cultuur is nutteloos voor den oorlog, geeft aan de
ambitie eene verkeerde richtingen dient slechts om den weg tot
de hoogste rangen gemakkelijk te maken aan het groote aantal
middelmatigheden, die, zonder innerlijke militaire waarde, trachten
uit te blinken door een kleingeestigen ijver voor allerlei niets
waardige kunstenmakerijen;"
3o. de geringe zelfstandigheid der kapiteins en luitenants bij de
veld-bataillons en de centralisatiegeest, of liever bemoeizucht, van
vele chefs, waardoor de kapitein, die eigenlijk voor de oefening
zijner kompagnie verantwoordelijk moest zijn, daaraan geheel vreemd
blijft
4°. de schrijfwoede bij het Indische leger, waardoor de adminis
tratie meer eischen heeft dan de oefening van een troep en dikwerf
de bekwaamheid en geschiktheid van chefs naar de mate hunner
administratieve kennis beoordeeld wordt.
Hoe nu de oefeningen der infanterie dienen gedaan te worden
wordt door den schrijver zeer duidelijk uiteengezet. Brengt men
dit in verband met hetgeen de schrijver van de in N°. 6 van den
444