45S maar bij de korpsen zijn. Verder moet men aan ieder onderoffi cier, die aan de onder 1 en 3 voorgestelde eischen van toelating op de militaire school voldoetevenzeer de vergunning worden gegeven om aan het officiers-examen deel te nemen. Als maximum Van ouderdom zouden we den leeftijd van 25 jaren willen stellen- Hebben we in bovenstaande regelen in het kort de theoretische vorming onzer toekomstige infauterie-officieren willen aangeventhans doen we dit voor hunne verdere vorming, na dat zij officier zijn. Die vorming laat tegenwoordig veel te wenschen over. Dit zijn we met den schrijver van bovenbedoelde brochure geheel eens. De oorzaken daarvan op te sporen zal niet moeielijk zijn. De chefs klagen nog al eens en dikwerf te recht over de weinige ambitie der jeugdige officierenover de lusteloosheid waar mede zij hunne verplichtingen nakomen, en over den zoogenaamden franschen slag waarmede zij zich van veie zaken weten af te maken. Dit verwijt treft ook meermalen dezulken, die huune opleiding op de militaire akademie hebben ontvangen. Dat is echter veelal on billijk. Laten wij dit eenigszins toelichten. Zijdie kadet geweest zijnhebben zeldentot den dag hunner aanstelling tot 2™ luitenant, eene chambrée gezien en kunnen zich geen flauw begrip vormen van de dagelijksche diensten in eene ka zerne, leerden zelden eene menage-rekening opmaken, en weten niet welke waarde zij aan de administratieve details moeten hechtendie menig officier telkens plagen. Een gevolg daarvan isdat zij juist die administratie als hun grootste plaag beschouwen, en daaraan te veel waarde hechten, d. i. zich die moeielijker voorstellen, dan zij wer kelijk is. In die dwaling blijven zij voortsukkelen, totdat zij de openhartigheid hebben, aan een welmeenenden kameraad hunne geheele onbekwaamheid daarin te erkennen en deze, welke die kennis door eene jarenlange routine in de kazerne opdeed, hen welwillend en oordeelkundig te recht helpt. Er zijn echter weinige kompagnies- en korps-kommandantendie de positie laat ons liever zeggen de valsche positie van zulk een jeugdigen akademie-officier inzien oi begrijpen, en er zich op toeleggen, hein tot een bruikbaren en hin ken dienstdoener te vervormen. Juist die vorming nu ontbreekt, helaas, aan zoovele jeugdige, en betrekkelijk zeer degelijke, officieren en wij kunnen dit niet anders dan aan de chefs wijten. Wat zoude er betrekkelijk meer verricht wordenindien men er zich op toelegdeouze jeugdige officieren beter te' leeren kennen. Een jeugdig officier tot een goed militair -

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 465