459
door woorden en daden te vormengebeurtzoo als wij reeds zei
den/zelden. Die vorming wordt niet verkregen door het verrichten
van zoovele beuzelachtige en geestdoodende diensten, door perio
dieke exercitiën uit de soldaten-, pelotons- en bataillons-scholen en
door eene onschuldige gedachtenwisseling op zoogenaamde weten
schappelijke bijeenkomstenintegendeelzij moet geschiedendoor
hem eerst te leeren, hoe hij zijne ondergeschikten moet leeren kennen
en behandelen, daarna hoe hij moet leeren hen zelfstandig aan te
voerendoor hem steeds voor te houden»die niet loeet te gehoor
zamen weet ook niet te bevelen
Terwijl wij hier de vorming der officieren meer willen behartigd
zien, om dat daarvan zoovéél afhangt, hadden we dit evenzeer van
den schrijver verwacht. Zijne beschouwingen daaromtrent hebben
echteronzes inziensniet veel waarde. Welke eischen men aan
aanvoerders moet stellen, wordt door den schrijver al zeer opper
vlakkig behandeld. Wil hij daarvan betere ideeën opdoen, welnu,
hij leze de eenige jaren geleden verschenen brochureDe tactiek
sedert de invoering van de achterlaadgeiveren en liet getrokken
geschutuit een praclisch oogpunt beschouwd.door den kapitein der
infanterie L. T. van Otterloo uit het hoogduitsch vertaald. Zeer
terecht wordt dan ook in die brochure beweerd
//De gansche litteratuur, gevormd door de eindelooze instructiën
der zoogenaamde toongevers in het vakbevordert geheel iets anders
dan de militaire vorming der jeugd of de zelfstandigheid der aan
voerders. De werking is juist tegenovergesteld en zij dient slechts
tot het aankweeken der angstvalligheid bij hen, die, aan de letter
der wet hangende, natuurlijk geheel in de war raken, wanneer
zij tegenover eene werkelijkheid worden geplaatstdie volstrekt
niet met de voorschriften overeen te brengen is. Het zijn dan
ook alleen de middelmatigheden, die van al die geleerdheid in re
glementen en voorschriften de hoofdzaak maken endeze van buiten
kennende, daarmede bij elke gelegenheid weten te pronken. Hun
is dan ook op die wijze de weg tot de hoogste rangen gebaand
ongeacht of zij eenmaalmet dien schat van kennisde zaken in
de war hebben gestuurd of niet."
'/Het is hier de plaats om op te merken, dat, naar ons gevoelen,
de waarde van een leger geschat kan worden naar de wijzewaarop
men de officieren geschikt oordeelt, om aan het hoofd van afdes-
lingen te worden gesteld. Die geschiktheid kan natuurlijk niet
blijken uit het stelselmatig administratief in orde houden van een
4