proef te nemenomdat voorai in de laatste oorlogen gebleken is
dat men, bij verscheidene ontmoetingen, den soldaat den randsel
heeft doen afleggenalvorens hem tegen den vijand te doen oprukken,
waaruit dus wel het bewijs kan getrokken wordendat die randsel
in sommige omstandigheden ondoelmatig was.
Wordt nu de randsel afgeschaft en de bovenbedoelde lederen zak
ingevoerd, dan kunnen de infanteristen de kapotjassen, met nog'meer
gemak dan thans, over een schouder blijven dragen.
Het schoeisel voldoet hier in Indië evenmin aan de vereischten.
Het is aan te veel reparatie onderhevig, terwijl het leder te hard
en te zwaar is. De sluitingswijzé der schoenen dient evenzeer een
punt van onderzoek uit te maken.
VOEDING.
Goede voeding en eene doelmatige verpleging bevorderen niet
alleen de vrijwillige dienstneming maar zij zullen ook den sol
daat zoolang mogelijk voor den krijgsdienst geschikt doen blijven.
Dat de voeding van het leger goed is, zijn wij met den schrijver
eens. De soldaat geeft ons met zijn uiterlijk daarvan het bewijs.
De verliederlijkte sujetten zullen daarop natuurlijk eene uitzondering
maken slachtoffers als zij zijn van arak en jenever, brandewijn en
rum. Mogen zij in de krachtige handhaving der A. O. No. 52 van
1871 hun leidsman ten goede vinden!
Zullen wij echter bewerendat het nieuwe voedingstarief geenerlei
stof tot aanmerkingen geeft? Geenszins. Daarvoor is het nog te
kort in werking. Wij zullen ons derhalve die aanmerkingen ver
oorloven, tevens den schrijver opmerkende, dat hij die ook bij
ondervinding weet:
lo. de verstrekking van azijn aam Inlanders is minder noodig;
2». bij de intrekking daarvan zou men het rantsoen olie voor de
inlanders kunnen vermeerderen en dat aan het voor Europeanen toege
stane ration gelijk moeten stellen
3°. dat de vleesch-leveranciers niet altijd goed en krachtig vleesch
leveren, is overbekend, wellicht zoude men den soldaat steeds beter
kwaliteit van vleesch kunnen geven, indien hier, evenals in België,
militaire slachterijen werden opgericht
4°. ook de kwaliteit van het irood laat dikwerf veel te wenschen
467