498 katoen genoemd (Cellulose Cl2 H10 O]0, Nitrocellulose C1S H7 3 (N04) O10). Uiterlijk onderscheidt zich het schietkatoen bijna in 't geheel niet van de boomwol waaruit het bereid wordt; alleen is het op't gevoel wat harder en ruwer. Het specifiek gewicht hangt geheel af van de mechanische samenstelling: bij de tegenwoordig in Engeland gebrui kelijke samenpersing door sterke hydraulische persen is het gelijk aan dat van water. Het katoenkruit lost niet in water ophet verandert door aan raking met water niet en verkrijgt, nadat het gedroogd wordt, zijne ontplofbaarheid volkomen terug, Het is minder hycroscopisch dan de gewone boomwol en kan dus zonder belangrijken invloed op de kracht van het kruit, langen tijd op vochtige plaatsen bewaard worden. Door eene bekleeding met caoutchouc worden in Engeland de van schietkatoen vervaardigde patronen voor draagbare vuurwa penen 'volkomen tegen vocht beschermd.- Los, niet samengeperst katoenkruit brandt snel, wanneer het in aanraking met eenen vlam wordt gebracht. In vast gecomprimeerden toestand ontploft het bij aanraking met vuur, wanneer het geheel ingesloten isbij lichte bekleeding brandt het kalm op. Plaatst men echter in geperst schietkatoen kleine hoeveelheden van sterke knal preparaten, b. v. een met knalkwik gevuld slaghoedje, en steekt men dit nandan ontploft de geheele hoeveelheid schietkatoenook bij de lichtste bekleeding, plotseling met zoodanige kracht, dat de sterkste palissadeeringendikke murenja sterke ijzerconstructiƫn door los daartegen geplaatste ladingen van middelmatige grootte vernield worden. Vooral deze eigenschap schenkt het katoenkruit zijne hooge waarde voor springladingen. Door wrijving is het betrekkelijk gemakkelijk te ontsteken. Bij volkomen verbranding blijft er niets achterde rookontwikkeling is zeer gering en de verbrandingsgassen zijn minder hinderlijk dan bij buskruit. Het zou dus als geschut- en als spring lading beide zeer bruikbaar kunnen zijn. De proeven, in nagenoeg geheel Europa genomenhebben het echterbehalve in Engeland algemeen voor geschutlading doen verwerpen vooral w egens de menig vuldige gevallen van zelfontbranding die zich voordeden; men besloot hieruit toch, dat het niet de voor oorlogsgebruik vereischte onver anderlijkheid bezat en te gevaarlijk was voor het gebruik. Na de explosie van een katoenkruitmagazijn op de Simmeringerheide in 1862 werd in Oostenrijk van het gebruik van dit kruit als drijf-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 505