INGEZONDEN. Aan cle Redactie van het Militair Tijdschrift Een woord van dank vooraf, voor de welwillende aankondiging van mijn werkje over de O. I. militaire rechtspleging, in de 5de af levering van dezen jaargang van uw tijdschrift. Waar men zoo ge steund wordt, is het licht, ook voortaan zijne beste krachten te wijden aan de belangen die het vertegenwoordigt. Ik stel prijs op uw gunstig oordeel; niet minder op de terechtwijzingen, daaraan vastgeknoopt. Vergun mij, over deze een enkel woord te zeggen. I. G ij komt op tegen het disciplinair afdoen van overtredingen en misdrijven, dat ik in 57 voor sommige gevallen heb aanbevolen. Het komt u voorin strijd met de wet. Dat schijnt het ook, maar het is weinig meer dan schijn. Overal heeft het openbaar ministerie het recht, tot niet- vervolging te besluiten, en zoowel in Nederland als in Indië worden vele zaken van ondergeschikt belang in der minne afgedaan. Een oude rechtsregel zegt reedsDe minimis non curat praetor Het zoude nog oneindig meer gebeurendat de rechter er niet van gesaisisseeerd werd, wanneer men ook den ge wonen burger kleine disciplinaire straffen konde opleggen. In de militaire samenleving kan dat, en men mag het doen om de wetten in hun geest toegepast te krijgen. Letterlijke toepassing zou met de hatelijke voorloopige hechtenis, die bij subalterne militairen bij vervolging ook van het geringste strafbare feit moet plaats hebben, tot schromelijke resultaten leiden. Wij weten allen, dat een mili tair straf-proces allicht een jaar duurt, vaak langer. De praetor bemoeit zich niet met zeer geringe zaken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 547