555
Ja, in die tot op het gebeente verrotte maatschappij der achttiende
eeuw komt zijne deugd ons even wonderbaarlijk voor als die van
Fleur de Marie in Eugène Sue's My sier es de. Paris. Hij is te
weinig bekend om de berichten van Rousset te kunnen toetsen-
Maar deze wijdt ook uitbundigeu lof aan den meer bekenden vader,
den maarschalk de Belle-Isle. Het is waar, deze krijger is terecht
beroemd wegens zijn terugtocht in den winter uit Boheme, zijne in
structie voor jonge officieren is ook in de hoogste mate lezenswaard,
maar ik vind, in eene voordracht van Edouard Laboulaye over Ma-
lesherbeseen trek omtrent den maarschalkwaarop Rousset zeker
niemand voorbereid zal hebben. De maarschalk zeide eens in den
ministerraad: //Worg de schrijvers, dan zullen zij niet meer spreken"
Niemand zal hein deze woorden tot eere rekenen, die hem dan ook
de welverdiende berisping van Malesherbes' vader op den hals haal
den'/Mijnheer! men spot niet op die wijze met het leven van
de menschen; tracht te leeren, dat men de straffen evenredig maakt
aan de misdrijven".
Hoe het zij, Rousset verdient een antwoord. In afwachting daar
van zal ik enkele zijner getuigen opvoeren. Men beschouwe dus
dit opstel niet als een uitspraak of vonnis ter gunste van staande
legers, maar als de meening, het pleidooi van eene der twee par
tijen gestaafd door indrukwekkende bewijzen.
Den 21sten Juni 1791, onder den indruk van de ontroering, ver
oorzaakt door de //wegvoering" van den koning Bodewijk XVI,
decreteerde de Constitueerende Vergadering de organisatie van de
nationale gardes. De vrijwilligers moesten gevormd worden tot ba
taljons van negen kompagnieën, waarvan ééne grenadiers; de getal
sterkte van het bataljon, den staf er onder begrepen, was 571 man.
Het werd aangevoerd door èen eersten "en een tweeden overste.
De officieren en onderofficieren werden in elke kompagnie benoemd,
of juister gekozen, hij meerderheid van stemmende twee luitenant
kolonels door het geheele bataljon te zamen.
De oproeping door de Constitueerende Vergadering werd dadelijk
beantwoord met eene edele geestdrift; de inschrijvingslijsten werden
bedekt met tal van handteekeningen, de eerste korpsen waren vrij
spoedig gevormd. Den 25sten September kondigde de minister van
oorlog de Vergadering aan, dat van de 169 bataljons, waarvan de
lichting in Aug. bevolen was gewordenreeds zestig zich naar hunne
bestemming hadden begeven, maar men had- veel moeite met het
organiseeren van de overige honderd en negen; eenige werden zelfs