560 vierden van een bataljon vrijwilligers gemeene zaak met hen en sleepten zelfs een detachement linietroepen mede. Intusschen naderde het uur om den vijand te toonen, wat zij zich verbonden hadden te doenhet uur van de groote plichten zou slaan. Van de 169 hierboven vermelde bataljons waren ten hoogste hon derd in staat te dienen. Volgens latere besluiten moest hunne sterkte 170000 man bedragen, maar het was er verre af, dat de uitvoering beantwoordde aan de wenschen van den wetgever. Den 15don Mei 1792 richtte de adjudant-generaal Vieussieux aan zijn vriend Brissot over den zedelijken toestand van het Bijnleger een brief, welks oordeelkundige aanmerkingen in gelijke mate van toepassing waren op de linie-troepen en de vrijwilligers. //Men moet' schreef hij, //den moed hebben het te zeggen, onze troepen zijn niet in staat het uit te houden tegen een aan tucht gewenden en in den krijg geharden vijand. Men moet in het geheel geen denkbeeld hebben van den tegen woordigen oorlog om een oogenblik te gelooven, dat alleen de moed alles aanvult, wat ons ontbreekt. De Transchman heeft wel'dien moed van het oogenblik, vrucht van de nationale onstuimigheid en levendigheidmaar als het eerste oogenblik van hartstochtelijkheid voorbij isvolgt de moedeloosheid haar op en plant zich voort met eene snelheid, die nergens elders hare wedergade heeft. Ons ontbreekt die koude, voorbedachte moedj ciie kalmte in het gevaar, dat geduld, dat de bezwaren te boven komt en bestand blijft tegen alle hinderpalen. Wat,pas in Vlaan deren gebeurd is (vlucht van de linietroepen naar Rijssel en Valen- chijndie in eerstgenoemde plaats hunnen generaal Theobald Dillon vermoord haddenterwijl in laatstgenoemde hun aanvoerder Biron slechts door de geestkracht van het plaatselijk bestuur gered werd), is er een nieuw bewijs voor onder duizendde particuliere tijdingen op dit punt zijn smartelijk; zij deelen ons trekken van eene lafheid zonder voorbeeld mede, na al het mooglijke gezwets en de luidruch tigste betuigingen van vaderlandsliefde. Mijn hart bloedt er onder, want ik zie overal om mij dezelfde uitkomsten voorbereiden. Ach zoo ik in bijzonderheden kon treden, zoudt gij zien, of het vader landsliefde van de Naticfnale Vergadering mag heeten, lafhartig te zwichten voor ai de grillen van muitziek en woedend soldatengeweld, zich warm te maken tegen elk denkbeeld van ondergeschiktheid en tucht en onophoudelijk uit te varen tegen alle middelen om orde en rust te doen terugkeeren. Ik zou deze zoogenaamde vaderlanders

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 567