566
vlucht. Vervolgens wilden zij niet afmarcheeren dan met 20- tot
30000 te zamen; eindelijk heb ik dezen morgen zeven bataljons aan
Beurnonville gezonden. Al deze wanorde komt van den slechten geest
van vier vijfden dezer troepen, van hun overhaast vertrek. Eenigen
zeggen mij openhartig genoeg, dat zij nog nooit een geweer gehan
teerd hebben, en dat er ten minste eenige dagen noodig zouden
zijn om hen bekwaam te maken tot dienen; deze hebben gelijk en
zijn geen plunderaars. De bataljons nationale vrijwilligers zijn eerst
van nut geweest na twee maanden opleiding.1
Labourdonnaye schreef den 21s<en September aan den minister:
//Gij weet niet, mijnheer! dat gij, door langer te wachten met de
toezending van den last, mij met u te verstaan over de expeditie
naar Vlaanderen, mij hier zult laten vermoorden. Men heeft heden
een luitenant-kolonel gedood; men heeft mij dezen avond gewaar
schuwd, dat de heer Duhamel, die getracht heeft deze slechte daad
te voorkomen, bedreigd wordt; men heeft mij zeer stellig doen we
ten dat ook ik het benZoo de heer Santerre niet hier komt
om de gewapende macht van Parijs tot eenheid en ondergeschiktheid
te brengen, zijn wij verloren, niet door den vijand, maar door onze
wanordelijkheden."
Ik zoude mij bijna hebben laten verleidenom het geheele' werk
van Rousset te vertalen. Maar er moet aan alles eene grens
zijn, ook aan het aanhalen. Daarom zal ik trachten tot een
einde te komen en vlei mij de voorstanders van de volkwapening
te bewegenniet tot het afleggen van hunne meeningmaar tot het
herzien van hunne overtuiging.
In een brief aan den voorzitter van de Nationale Conventie, dd.
23 September 1792, dus onmiddellijk na hare bijeenroepiug, achtte
de minister van oorlog Servan zich verplicht te klagen over de
vrijwilligers, die onder hunne landgenooten schrik verspreidden en
wraakoefeningen ontloktenen nieuwe straffen tegen de schuldige
bataljons voor te stellen. Den 25stei' Augustus te voren had hij
aan den Voorzitter van de Wetgevende Vergadering geschreven //In
eene omstandigheid als die, waarin wij ons bevinden, zich niet te
beijveren zijn vaderland te dienen, is in de oogen van alle Eransche
staatsburgers eene groote misdaad gewordenevenwel zorgen niet
allen er voor de wapenen op te vattenzelfs kunnen allen ze niet
opvatten. Hun vermogen hunne zakende behoeften van hun gezin
onze kunsten, onze fabrieken, onze handel, onze wederkeerige en