567 dagelijksche behoeften maken het noodzakelijk, dat een groot ge deelte van de burgers werkt, terwijl de anderen zich wijden aan de verdediging van het vaderland. Dit zijn waarheden, die de meeste gre nadiers van de nationale gardes, in dezen oogenblik door de gene raals opgeroepen, doen verlangen slechts gedurende den tijd van ééne maand te dienenen na Verloop daarvan te worden afgelost door de helft van de kompagniën, die niet zullen opgerukt zijn." Onder de meeningen van de veldoversten verdient vooral die van Biron, opperbevelhebber van het Bijnleger, aaiigeteekend te worden, omdat zijn getuigenis opmerkelijk kalm en onpartijdig is. Na den grootsten lof aan de soldaten te hebben geschonkenwaarvan hij gelijk hij er uitdrukkelijk bijvoegde, niet te veel goeds kon zeggen kwam hij er toe in het algemeen te spreken over de nationale vrij willigers. //Zij zijn zeer goed, zeide hij (brief aan Servan, '28 Augustus 1792), ondanks vele ongunstige omstandigheden. De samenstelling van het korps officieren maakt het bijna onmogelijk, dat deze goed' zijn; het belang bij de verkiezingen vernietigt allen eerbied jegens de- meerderen en alle vastberadenheid tegenover de ondergeschikten; het is zeldzaam, dat deze officieren eenig aanzien genieten bij hun nen troep en dat zij gehoorzaamd worden. Van tijd tot tijd verschijnen er échter uitstekende sujettenmen moet er naar streven hen te onderscheiden en hen te bezigen om de anderen te vormen. De nationale vrijwilligers hebben gebrek aan alles en dit is een zeer groot ongeluk; deze uitmuntende soort van mannen is geheel naakt; het zal barbaarsch en onuitvoerbaar zijn hen in het slechte jaarge tijde te doen dienen." Eene meening, die als een draad door het geheele werk van Rousset loopt, die in alle getuigenissen, welke aandacht verdienen, op den voorgrond treedtisdat de bataljons vrijwilligers slechts iets beduidenals zij vereenigd worden met de linie-bataljons tot halve brigades en daarbij ingelijfd. Biron schrijft 7 en 9 Sept. 1792 aan den minister: //Wat een onoverkoomlijk bezwaar is, is de wanverhouding, die nu bestaat tusschen onze bataljons nationale vrijwilligers en onze linie-troepen, waarvan de meerderheid bestaat uit rekruten. Onze vrijwilligers hebben een buitengewone lust zich te onderrichtenmaar hebben er de middelen niet toe. //De instructeurs onder de linietroepen zijn overal zeldzaam, tegen woordig zijn het onderofficieren, vermoeid van hun eigen dienst, en zich niet kunnende overgeven aan het onderricht van de vrijwilligers,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 574