571
grootdat deze morgen eene kompagnie was versmolten tot één
tweede luitenant en één' sergeant."
Den 29sten"Er gaat geen dag voorbijsedert ik op marsch ben
waarin niet 100 tot 150 vrijwilligers deserteeren. ïk zonder er de
officieren niet van uit. Zoo dit voortgaatzal ik vermoedelijk alleen
met mijne linietroepen voor Trier komen."
Carnotde jongere (broeder van den beroemden Carnot)schreef den
24,sten jg"ovember 1792 aan den minister Pache omtrent het Rijnleger
//Dit leger, van Besancon tot Landau gevormd uit vijftig duizend
man, bestaat voor het oogenblik nog slechts uit vijf bataljons
twee escaclrons en slechts eenige depots linie-troepenuit vier esca-
drons gendarmerie en een groot getal bataljons nationale gardes.
Van alle kanten dezelfde klachten over desertie.
Van den 12dei1 tot den 14den December had het Moezelleger ge
vochten in de omstreken van Kouzsaarbrück en Pelingen. De tocht
van Custine tegen Trier, vooraf veroordeeld door Kellermann die
daarvoor in ongenade vielwas mislukt. //Ik moet zeggenschreef
Beurnonville aan Pache (26 Dec. 1792), tot nadeel, niet van de
vrijwilligers der Lot en Beneden-Seine, maar van de bevelhebbers
dezer bataljons, dat zij, bij hunne aankomst op het rendez-vous,
geen enkele orde van bataille hebben in acht genomendat zij onder
vrij luidruchtige kreten gedanst hebbenin plaats van de stilte te
bewarendie hunne zending vereischtetot het oogenblikwaarop
een korps van vier- tot vijfhonderd ruiters en ongeveer tweehonderd
man voetvolk, die meer geneigd schenen zich over te geven en zich
zeiven te redden dan te vechtenhen geheel op de vlucht heeft
geslagen, Men verzekert mij, dat eene deputatie van deze vluchte
lingen naar Parijs vertrokken is om te zeggen, dat men hen verraden
heeft; een kreet, dien zij overal hebben doen hoorenwaar zij doorge
trokken zijn."
Den 18den December schrijft Beurnonville: //Het legér is reeds
met een derde verminderd door de vlucht van de vrijwilligersweinig
gewend aan deze soort van moeielijken oorlóg, en een derde van
het leger is in een' toestand van verval om u tranen van bloed te
ontlokken. Bij de teruggaande beweging, die ik pas gemaakt heb,
scheen ik eerder een leger te hebbendat vluchttedan een dat
marcheerde."
Den 7den Pebruari 1793 bracht Dubois-Crancé, namens het oor-
logs-comité, een verslag in de Conventie uit over Prankrijks militairen
toestand. Niets is leerrijker dan dit rapport.