585 derhouden vuur van onze brave kanonniers, en zij vluchten, terwijl zij hen omverwerpen, die op de plaats vastberaden den vijand af wachten. Ondersteund door den geheelen staf en door vele brave officieren, tracht ik hen te verzamelen, de kreten der lafheid en het gehuil smoren de waarlijk republikeinsche stemmen, en mij niet kunnende doen verstaan, deed ik de charge slaan. Dit middel ver schrikte den vijand, die zijn vuur staakte en vervolgd werd door de braven, die hem ongeveer zestig man doodden. Door inspanning, aanmoedigingen en bedreigingen slaagde ik er toch in de vluchtelin gen te vereenigen en ik doe alles in bataille scharen op twee liniën, de eerste in de vlakte voor Bossu en de tweede, leunende tegen dit dorp. //Ik nam mij voor uit deze stelling den vijand bij het aanbreken van den dag aan te vallen, toen deze, partij trekkende van een zeer dikken mist, stil vooruitrukte en ons aanviel. De granaten en kogelsdie bij de tweede linie vielensaamgesteld uit de requisitie, brachten op nieuw verwarring en wanorde onder deze bataljons. Zij vuren op de eerste linie, die alzoo in het front werd aangetast door den vijand en in den rug door de onzen. Niet vol daan velen onzer dapperen gedood te hebben door hen van achteren aan te vallen, schreeuwen zij: Sauve qui peut! en zij vluchten, terwijl zij hunne gewerenhunne ransels en hunne patronen langs den weg werpen. //Ik begeef mij overal met de officieren van den staf, ik stel mij bloot aan het hevigste vuur van den vijand om mijne troepen te verzamelentranen van woede ontsnappen aan mijne oogen bij het zien van het nuttelooze mijner pogingen. Alleen de schit terende dapperheid van den adjudant-generaal Loison, aan het hoofd van de kavallerie, voorkwam, dat mijn leger geheel vermoord werd. //Zoo ik soldaten gehad had, ik bedoel dappere soldaten, zou ik de wanhoop niet gehad hebben al mijne artillerie, met uitzondering van één achtponder, te zien nemen en brave lieden hun leven te zien opofleren om dat van de laffe vluchtelingen te behouden. Ik heb echter niet veel kunnen verwachten van soldaten zonder onder vinding die nooit het vuur hadden gezienen wie de herinnering van wat hen aan het leven hecht wellicht meer bezielde dan het gevoel vrij te leven of te sterven. /■Zoo deze ongelukkigen de voorzichtigheid hadden gehad zich slechts mannenin de krijgskunst onderwezentot aanvoerders te geven, zouden zij officieren gehad hebben, die hunnen wankelenden moed ondersteund en hun eenig vertrouwen ingeboezemd zouden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 592