587 werk over de revolutie-oorlogen'/Men was in 1820 (toen J, 's werk verscheen), toen de geest vrij was van hartstocht, goed ge plaatst om te oordeelen over de menschen en de zaken onzer groote omwenteling, waarvan zooveel getuigen en personen, die eene hoofd rol gespeeld hadden, nog in leven waren. Men had hun mondeling onderhoud, men had zijne eigene herinneringen, men had dat je ne sais quoi, hetwelk door niets aangevuld, door niets vervangen wordt: de levende overlevering. De talrijke nauwkeuriger berichten, die men sedert heeft kunnen verkrijgen door de uitgave van oorspron kelijke papierenhet lichtdat gevallen is op vele besprokene ge beurtenissenal die openbaring engelijk men ze noemt, worden, volgens mij, meer dan opgewogen door de valschheid en de ont zettende buitensporigheid van zekere historische stelsels en drogre denen, die meer of min de overhand hebben behaald, die voortaan den geest der nieuwe geslachten drukken en op hunne beurt verdui steren, die, in een anderen zin, eene belemmering en een hinder paal voor een helder inzicht van de waarheid zijn. Om er toe te geraken die waarheid te vatten, had men zich in 1820 los te ma ken van zijne partijdige indrukkenzich te verheffen boven belang zuchtige en persoonlijke hartstochten; tegenwoordig heeft men een geheelen sluier van theoretische vooroordeelen en partis-pris te door boren dit is een andere vorm van zinsbegoocheling." 1870. Duits.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 594