591 In den regel is het verkeerd, de jongelingen op te jeugdigen leeftijd tot officier te benoemen. Zij hebben nog niet voldoende on dervinding, hun verstand is nog niet gerijpt, en de oudere soldaten en onderofficieren dragen hun niet altijd de noodige achting toe. Naar onze meening zou niemand vóór zijn twintigste jaar officier moeten worden. Men kan de jeugdige officieren niet te veel onder het oog brengen, hoezeer het met hun eigen belang strijdt, zoo zij na hunne benoeming hunne studiën verwaarloozen. Zij berooven zich daardoor van een goeden vriend. De studie wordt juist- aangenaam, wanneer zij niet meer door toekomstige examens in een zekeren plooi wordt gebracht, maar geheel vrij is. Zij voorkomt de verveling, waaraan de officier anders dikwijls blootstaat, vooral wanneer hij eens het leger verlaat en de uitspanningen der jongere jaren geene aantrek kelijkheid meer voor hem hebben. Ook lichaamsoefeningen zijn ten zeerste noodig voor ieder officier. Hij moet mede in dat opzicht, evenals in elk ander, het voorbeeld zijner minderen zijn. Wie niet kan schermen, wie niet kan paard rijden, kan ook niet in allen de?le een goed officier heeten. Spectateur militaire 1870 tome 22 bl. 143.) Discipline bij liet Britsch-Indisch leger. Dat het met de dis cipline in genoemd leger en met de daarover heerschende begrippen niet bijzonder goed gesteld is, blijkt uit eene eenigen tijd geleden in de Army and Navy Gazette vermelde krijgsraadzaak. Deze kwam in 't kort op het volgende neder. Ensign Gilbert, van het 3e Bataillon van het 60 Regt. Rifles, maakte zich op 19 September 1870 te Bellary, bij gelegenheid dat hij in zijn bataillon voor eene parade (exercitie) onder de wapens stond, schuldig aan insubordinatie door woorden jegens den luite nant-kolonel Kennedy, die de parade (exercitie) kommandeerde, en wierp daarbij tevens zijn sabel weg. Den lsten November d. a. v. verscheen hij te Madras voor een krijgsraaddie o. a. den 20stcn November zijne 14= zitting hield en den lO'len Januari 1871 voor 't laatst vergaderde. Het vonnis luidde cassatiedoch de krijgsraad beval Gilbert op de meest dringende wijze aan in de welwillendheid van den komman- dant van het leger, Lord Napier aan wiens eindbeslissing, krachtens de in Britsch-Indië bestaande bepalingen het vonnis moest worden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 598