592
onderworpen. Die aanbeveling grondde zich op de omstandigheid,
dat Gilbert door den kommandeerenden officier uitermate was uit
getart [extreme provocation)en de beklaagde zich steeds gunstig
had onderscheiden en als officier en als gentleman.
In het No. van den 4den Maart 1871 komt eene dagorder aan het
leger voorover deze aangelegenheid door den legerbevelhebberLord
Napier of Magdala, onder dagteekening van den 15den Januari 1871 uit
het hoofdkwartier Kooch Bebar uitgevaardigd, waariu o. a. wordt gezegd:
Tot mijn diep leedwezen kan ik aan die dringende aanbeveling
om genade te schenken geen gevolg geven.
In de laatste twee jaren zijn er zooveel daden van insubordinatie
in het leger voorgevallendatindien daaraan geen paal en perk
wordt gesteld, het gezag der bevelvoerende officieren er ernstig door
bedreigd zou worden.
In sommige gevallen heeft men provocatie als verontschuldiging,
verschooningwillen doen geldenen het is noodig gewordende
straf op de daad te doen volgenom te toonen dat niets insubor
dinatie kan vergoelijken.
In dit geval was het Ensign Gilbert, die door het plegen van
eene daad, waartegen de krijgsartikelen straf bedreigen, de ruwe
behandeling van zijn bevelhebber zocht te ontgaan.
De belangen van de krijgstucht, waarvan het welzijn van het
leger afhangtverbieden mijEnsign Gilbert voor zijne misdaad
vergiffenis te schenkenen haar daardoor tot een gevaarlijk voor
beeld te maken.
De leg er organisatie in Pruisen. In Januari 1871 gaf de gewe
zen Eransche keizer eene brochure uit, onder deu titelnNote sur
rorganisation militaire de la confederation de VAllemagne du Nordf
waarin aan het slot, na eene algemeen overzicht van het noord -
duitsche leger, de volgende woorden voorkomen:
//Groote rampen strekken tot leering. Zij brengen ernstige waar
heden aan het licht, welke in tijdeu van geluk maar al te dikwijls
door gewoonte of kortzichtigheid onopgemerkt bleven. Zoolang niet
de smartvolle ondervinding de oogen opent, versmaadt men de
stem vau het gezond verstand en let men niet op de voorbeelden,
door naburige volken gegeven. Vóór den ougelukkigen oorlog van
1870 hechtte men in Frankrijk geen gewicht aan de meening van
hen, die verklaarden dat de legerorganisatie van ons rijk in geene