605 zoek slechts uit eene talk- of magnesiahoudende substantie te bestaau, die slechts hier* en daar met een dunne laag tuinaarde was bedekt. Zoo stonden de zaken op Ceram, toen de assistent-resident van Hila den 30st™ September 1865 het bericht ontving van den radja van Iha, dat de bevolking van Noeniali (Noordkust) hare goederen naar het gebergte bracht en er sprake van was, dat zij-zelve der waarts zoude vluchten. Weinige dagen daarna deelde de bovenge noemde ambtenaar mededat er oneenigheden waren ontstaan ouder de bevolkiug der Noordkust, en dat de inwoners der negorijen Noeniali, Lissabatta, Hila en Newelehoe voornemens waren, onge regeldheden te plegen tegen die van Tanuer, Lakaïla, Lissabatta en Pisioeloe. Dat bericht hield tevens indat twee vertrouwde hoofden, namelijk die van Hila en van Larike, derwaarts waren gezonden met de noodige instructiën om de bovenbedoelde aangelegenheden te onderzoeken. Intusschen hacT- ook de inlandsche schoolmeester van Piroe in persoon medegedeeld, dat volgens gerucht de bergalfoeren voornemens waren, bovengenoemde kampong aan te vallen. Naar aanleiding dier berichten liet de assistent-resident van Hila eene kruis-orembaai gereed maken en begaf hij zich naar Piroe, na vooraf twee regenten vooruitgezonden te hebbenten einde den stand der zaken op te nemen. Nadat de Gouverneur der Moluksche eilanden de vorenstaande tijdingen had ontvangen., begreep hij, dat het voor alles noodigwas om onzen vlag op Ceram's noordkust te vertoonen, ten einde den goedgezinden moed, en den kwaadwilligen ontzag in te boezemen. Hij verzocht daarom den kommandant van Z. M. stoomschip //Het Metalen Kruis", eene reis te doen en de noodige geruststellende brieven voor de goedgezinde hoofden mede te nemen. Nog voor dat dit stoomschip zich op reis had begevenontving de Gouverneur nadere berichten van Hila, houdende mededeeling, dat de twee naar Piroe gezonden regenten onverrichter zake waren teruggekeerd, met de tijding dat de bevolking van Piroe hen niet aan wal had willen laten komen, voorgevende dat het daar ter plaatse niet meer veilig was en zij dus niet voor de hoofden dier regenten konden instaan. Tevens kwam er tijding van Loehoe, waar eene bezetting van 30 man lag, dat de bevolking in groote onrust verkeerde, dat er een aanval van de Bijna in elke negorij op Java zou men zeggen kampong - van eenigen omvang, vindt men inlandselie christenen, die zich bezig houdeu met het geven van onderwijs. Dat onderwijs bepaalt zich tot het opdreunen van in het Maleisch vertaalde versjes.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 612