612 plan bestond, den volgenden morgen vroegtijdig een aanval op de troepen te Kaibobo te doen en wijders nogdat een hunnerdie zich had willen komen onderwerpen, aangehouden en vermoord was. Met uitzondering van 40 man, die in de negorij achterbleven, werd daarop tegen den avond het geheele detachement verdekt langs de twee voorname toegangspunten opgesteld, ten einde den vijand, wanneer deze zijn voorgenomen aanval trachtte door te zettenonver hoeds tusschen twee vuren te krijgen. De nacht verliep intusschen rustig, waarna de buiten de kampong opgestelde troepen des morgens langs twee verschillende voetpaden naar Latal oprukten, in de hoop, daar iets naders van den vijand te vernemen. Te Latal aangekomen, vond men deze kampong nog steeds geheel verlaten. Langs eenen anderen weg over steil gebergte, door woeste sasio-doesons' en langs het modderige zeestrand naar Kaibobo terugkeerendekwam de kolonne langs de plek waar de bovenbe doelde moord zou moeten plaats gehad hebben. Aldaar gekomen vond men werkelijk het lijk van een sterk gebouwd man, waaraan het hoofd ontbrak. De juistheid van dit eeue gedeeelte van het bericht deed vermoeden, dat ook dat van den voorgenomen aanval der opstandelingen waarheid bevatte, en dus blgef nog slechts het vermoeden over, dat de vijand om onbekende redenen van dien aanval had afgezien. Vermoeid en afgemat rukte de kolonne tegen 10 uur Kaibobo weer binnen. In den loop van dien dag kwamen zich nog enkele inwoners der kampong onder onze bescherming stellen. Dadelijk in verhoor genomen, kon men ook van hen door goede woorden noch bedreigingen iets naders te weten komen. Twee gevangenen van Piroe, die van Amboina waren medegebracht) vermoedden, dat de vijand zich ophield aan de bronnen der Etti- rivier; een inwoner van Kaibobo beweerde daarentegen, dat hij zich in de omstreken van Ailehoe genesteld had. Daar laatstgenoemde sedert een paar dagen was teruggekeerd, moest de meeste waarde aan zijne verklaring worden gehecht, en werd er dienten gevolge beslotenden volgenden morgen naar Ailehoe op te rukken. In den loop van dien dag waren intusschen minder geruststellende berichten ontvangen van Ceram's Noordkust. De Gouverneur besliste daarop, zelf derwaarts te gaanten einde door zijne aanwezigheid en het vertoonen onzer vlag, de goedgezinde strandnegorijen eenige gerustheid in te boezemen. Hij vertrok daarom des avonds nog met //Het Metalen Kruis1'

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 619