614
genoegzamen afstand was opengekapt. Omtrent den plaats gehad
hebbenden aanval deelde de militaire kommandant mede, dat die
zeer hardnekkig geweest was, en van des morgens 12 uur tot des
avonds had geduurd, doch dat de berg-Alfoereu zich na dien tijd niet
meer in de onmiddellijke nabijheid der versterking hadden gewaagd.
De bevolking van Kamarian enSeroewan was verloopeu en alle
tot dusverre aangewende pogingen van den militairen kommandant,
•om hen op te sporen, hadden geen resultaat opgeleverd.
Die kommandant was intusschen van oordeel, dat zij zich bij de
opstandelingen uit het binnenland hadden aangeslotendaar alle voetpa
den, die landwaarts in liepen, versperd en bezaaid waren met randjoes.
De geest der bezetting en van eenige aldaar aanwezige Saparoeasche
schutters was uitstekend, evenals de gezondheidstoestand. Te Ka
marian waren mede aanwezig de radjas van Wassoe en Hitoewaka,
beide trouwe dienaren van het gouvernement. Ook de gezaghebber
van Seroewan bevond zich aldaar en deelde mede, dat zijne geheele
negorij verlaten was en hij zichom zijn leven te reddengenood
zaakt had gezien overhaast naar Kamarian te vluchten.
Nadat de proclamatie voor Kamarian was aangeplakt en die voor
Seroewan den gezaghebber dier negorij was ter hand gesteldmet
last haar tot eiken prijs in zijne negorij op te hangen, verliet de
expeditie-kommandant deze plaats en werd koers gezet naar Kairatoe.
Aldaar aangekomen, toonde de bevolking geen vlag noch verscheen
er, gelijk onder gewone omstandigheden altijd gebruikelijk was,
iemand aan boordhoewel uit de schoorsteenen van verschillende
huizen nog rook opsteeg, waaruit men dus moest opmaken, dat de
bevolking zich schuilhield of met overhaasting de vlucht had genomen.
Yolgens mededeeling van de radja's van Wassoe en Hitoewaka,
die den tocht medemaakten, bevatte deze kampong 200 met ge
weren gewapende manschappen en waren deze vermoedelijk ruimschoots
van kruit en lood voorzienhet werd dus niet raadzaam geacht om
met de bedekking van 30 soldaten te debarkeeren.
Dierhalve werden eenige prauwvoerders van Haroekoe, die zich
in de nabijheid bevondengeprest, om aan de bevolking den wil van
het gouvernement kenbaar te maken.
Den gezaghebber van een dier prauwen werd te dien einde, nadat
hem bevorens eene Nederlandsche vlag was gegeven, opgedragen,
om met eenige roeiers naar wal te gaan en met de bewoners te
spreken. Die poging mislukte, daar niemand, hoezeer de geheele be
volking volgens schatting daar binnen was, te voorschijn kwam.