616 begeven. Deze debarkeerde daarop. Niemand der kampongbewouers bood hem bij de ontscheping eenige hulp. Binnen de doeson tre dende zag hij zich in een oogenblik tijds omringd van een 60-tal met geweren en parangs gewapende manschappendie hunne munitie bij zich droegenen evenals te Hatoesoea voor het meerendeel het teeken van het kakian-verbond op hunne borsten hadden getatoeëerd. Alleen waren, wat kleeding aanging, slechts voorzien van een tjidakko of schaambedekking, behalve het hoofd der kampong, die Europeesche bovenkleêren,' bestaande in een zwarten rok met dito vest en pantalon benevens eene witte das omhad. Op de vraag, waarom bij onze nadering niet behoorlijk een vlag was geheschen, antwoordde het kamponghoofddat de bevolking, uit vrees voor de berg-Alfoerenhare goederen, waaronder ook de Nederlandsche vlag, buiten de kampong had geborgen. Hij verklaarde verder nog, dat het hoofd der kam pong Kaibobo, die tevens kapala saring was, hem verplicht had, om met de opstandelingen gemeene zaak te maken, tegen welken wil hij zeide zich wegens het geringe aantal zijner ondergeschikten, niette hebben durven verzetten. Aan die verklaring hechtte de expeditie- kommandant weinig waarde, te meer, dewijl de bevolking, na het bekend maken der proclamatie, niet van houding veranderde. Na nogmaals duidelijk de bedoelingen van gouvernement te heb ben bekend gemaakt, werd weder geëmbarkeerddoch niemand, ook zelfs de gezaghebber niet, verwaardigde zich om ten geleide een pas buiten de kampong te doen, of wel de behulpzaam hand te bieden- bij het inschepen. De terugreis naar Kaibobo werd daarop aangenomen en deze plaats tegen 5Vs uur des avonds bereikt. Den volgenden -middag omstreeks 1 uur vielen op den berg, aan welks voet Kaibobo gelegen is, een aantal schoten. Eene terstond derwaarts gezonden patrouille ontwaarde-eenige als inlandsche Chris tenen met zwarte badjoe en broek gekleede mannen, die, na nog eenige schoten gedaan te hebbenoverhaast op de vlucht sloegen. Daags daaraanvolgende werd eene patrouille van 50 bajonetten ter bescherming van 150 koelies naar Latal gezonden. -De kommandant dier patrouille had in last, de doeson te ver woesten, dewijl van daaruit blijkbaar de meeste aanvallen tegen Kaibobo gericht werden. Nauwelijks had deze patrouille ongeveer een kwartier uurs gemar cheerd, of de voorwacht werd aangevallen door eene vijandelijke macht van 400 man.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 623