Tot uitvoering van dit denkbeeld gaf hij bevel dat afgebroken
zou worden:
1°. de groote brug, langs welke men alleen communicatie had tot
aan het zeestrand bij Tjilintjing, de meest geschikte landingsplaats
voor de vijandelijke macht;
2°. alle bruggen van het waterkasteel naar de stad en bewesten
de stad;
3U. alle bruggen in den weg van de Antjolsche batterij tot en met
de zoogenaamde brug Pekaporan.
Voorts deed hij opstoppen:
1°. de Heemradenrivier en de Antjolsche vaart 112 el (30 r.)
beneden het gewezen fort Antjol
2°. de rivier Soenthar bij de samenvloeiing met het spruitje nabij
de Bottelier;
3°. de rivier Angkee, benevens de Groningergracht.
Eindelijk liet hij alle brugopeningen, die geen 6 m. breed en
2jf m. diep waren, op die breedte en diepte uitgraven, en den weg
op eenen afstand van 150 el (40 r.) rechts en links van den
tolbrug Antjol vernielen, terwijl hij verder alle bruggen over de
Soenthar tot aan den voormaligen post Wilgenburg deed afbreken
en opruimen, en beval, dat de bovenstaande bepalingen ook toegepast
moesten worden op de bruggen in den weg van Tjilintjing over
Poeloegadong naar Meester-Cornelis.
Na deze bevelen gegeven te hebben, vertrok Daendels naar Bui
tenzorg, van waar hij den 25sten Maart terugkeerde. Hij hield toen
dadelijk eene inspectie over de werkzaamheden, en daar die, door
gebrek aan werkvolk en vooral ten gevolge van gemis aan het noo-
dige opzichthebbend personeel, niet dien voortgang gehad hadden,
welke hij wel wenschte, behandelde hij, de omstandigheden uit het
oog verliezende, de met de uitvoering belaste officieren op eene verre
gaande onheusche en vernederende wijze, doch voorzag ook terstond
in het gebrek aan werkvolk, en vermeerderde het ofBcierspersoneel
met 12 officieren van alle korpsen.
Daar omstreeks dezen tijd door een gedeserteerd engelsch matroos
het gerucht verspreid was, dat de engelsche vloot zich den 26sten
Maart op de reede van Batavia zou verzamelen, verlangde Daendels
nog meer spoed dan vroeger, doch hij was daarbij weder zóó onre
delijk in zijne eischen, dat hij in eenen dag voltooid wenschte te
zien, wat eerst na 8 dagen afgeloopen was, niettegenstaande hij zelf
dagelijks het werk bezocht.
60